Arbitrage – Iedere biljarter heeft er mee te maken; de arbiter. Of dat nu een prima opgeleide districts-, regio- of nationaal arbiter betreft ofwel het nieuwste lid van je recreanten biljartclub, die van toeten noch blazen weet; bij iedere (officiële) wedstrijd zal iemand de arbitrale leiding (moeten) hebben.
Op deze pagina treft u allerhande informatie aan over de arbitrage. Heeft u een leuke aanvulling? Mail mij s.v.p. via het contactformulier.
.
Hoe stelt u zich op aan tafel
Bij het volgen van een arbitragecursus worden de betrokkenen op vele facetten attent gemaakt. De meeste partijen worden echter gearbitreerd door spelers zelf (denk maar aan de competitiewedstrijden die door de medespelers geleid worden). Uiteraard hebben deze spelers altijd de beste voornemens, maar er sluipen ook wel eens foutjes in die te maken hebben met het opstellen aan de tafel.
Enkele voorbeelden werden aangetroffen op de site van de Veen en Rijnstreek in hun blad Effect en gecombineerd met eigen ervaringen. Wellicht nuttig om deze opmerkingen met anderen te delen waardoor misschien incidentele ergernis kan worden voorkomen.
.
Wat we als arbiter dus NIET moeten doen:
Dit zijn maar een paar eenvoudige richtlijnen, maar als ze juist worden toegepast, werken ze enorm in het voordeel voor spelers, arbiters en publiek.
Dus: voor u, voor mij en voor iedereen.
Oorspronkelijke schrijver: Hans Mank
en bewerkt door Ben Duivenvoorde.
In aansluiting met het hiervoor vermelde, toch ook nog aandacht voor enige aspecten die ook aandacht verdienen en bijdragen tot een optimale uitvoering.
Als deze aanwijzingen worden nageleefd, stimuleert dit de prestatiedrang van de speler en het gevoel dat er alles aan gedaan wordt om er gezamenlijk iets moois van te maken. Uiteraard wel met de kanttekening dat de biljarter altijd blij is als er mensen zijn die de arbitrage op zich willen nemen. Bedoeling is dat zij er samen plezier aan beleven, dus openstaan voor goede suggesties en begrip voor vergissingen.
Veel speelplezier,
Ben Duivenvoorde
Biljardé? Hoezo bil-jar-dé?
.
De fouten
Een carambole is pas geldig wanneer deze gemaakt wordt volgens de voorschriften van het reglement.In dit overzicht worden alle voorkomende fouten besproken.
Bron: o.a. Biljarten en Arbitrage.
.
Weer eens de biljardé
door Ad Vermeulen – uit Biljart Totaal 2004
De heer van L. verzocht mij enkele maanden geleden, eens aandacht te besteden aan de “biljardé”. Het komt nog al eens voor dat hij in de recreanten competitie moet constateren, dat er lichtvaardig over deze fout wordt geoordeeld en veelal wordt doorgeteld als er zijns inziens wordt gebiljardeerd.
Het is moeilijk om deze zeer lastig te constateren fout schriftelijk te behandelen. Het liefst zou ik betrokken willen uitnodigen eens aan betere spelers te vragen deze fout in de praktijk te tonen. Ik kan me ook met een jantje-van-leiden er af maken, door te zeggen, kijk maar eens in vele voorgaande artikelen. Het is en blijft dus een discussiepunt tussen speler en arbiter, dat stof doet opwaaien. Mijn visie vormt misschien een kleine bijdrage zo?n discussie tot een minimum te beperken, want een afdoende oplossing voor beide partijen ligt niet zomaar voor de hand. Een speler zal zich tenslotte toch altijd moeten neerleggen bij de beslissing van een arbiter.
Maar dit is vooral in de (gemoedelijke) sfeer van het recreatieve biljarten voor sommige spelers soms moeilijk. Laten we hopen dat het na het lezen van deze bijdrage beter aanvaardbaar zal zijn voor alle betweters.
Officieel is de reglementaire definitie van de fout “biljardé” terug te vinden in artikel 5209. In lid 4 staat: “a. het met de pomerans nog in contact zijn met de speelbal op het moment dat deze bal een andere bal of de band raakt; b. het op of langs de band of de andere bal spelen, als de arbiter heeft aangegeven dat de speelbal vast tegen die band of de bal ligt, zonder dat de speelbal eerst door een kopstoot (massé of piqué) wordt losgemaakt, aangeduid met biljardé. Beweegt de andere bal door het verliezen van het steunpunt dat de speelbal hem gaf, dan wordt dat niet als fout aangerekend.”
In de bijna 25 jaar dat ik maandelijks mijn licht laat schijnen over het wel en wee van biljartarbiters in deze column komt dit heikele onderwerp regelmatig aan de orde. Ik heb niet verder gebladerd, maar ongetwijfeld zijn er voor 1995 nog meer bijdragen aan gewijd, want het probleem is niet uit
te roeien en het komt dan ook regelmatig terug.
De toelichting betreffende geheel lid 4 luidt: ”Denken dat een speler wel biljardé zal maken” is een gevaarlijke zaak. Het komt voor dat een speler een veel grotere technische kennis heeft dan de arbiter en wel degelijk kan afstoten zonder een fout te maken. De arbiter mag dan ook alleen een speler wegens biljardé aftellen, als hij met zekerheid waarneemt dat da speler inderdaad een “biljardé” heeft gemaakt. Bij twijfel moet de arbiter de speler laten doorspelen. In zake 4b luidt de toelichting: ?Als een aanspeelbal tegen de speelbal leunt?, waardoor de speelbal als steunpunt dient, kan de aanspeelbal iets “terugrollen” als die speelbal wordt weggespeeld. Dat is dan geen fout indien de stoot(keu)richting van de aanspeelbal áf is gericht.”
Geruststelling
Gezien het feit, dat de heer van L. echt niet de eerste is en zeker niet de laatste zal zijn, die het constateren van een “biljardé” lastig vindt, lijkt het nagenoeg ondoenlijk een sluitende en allesomvattende definitie te geven voor deze allerlastigste fout in het biljartspel. Het al of niet goedkeuren van een carambole waarbij is gespeeld vanuit een bijna vastliggende positie van de speelbal aan een andere bal of aan een band, is vaak een onderwerp van discussie tussen spelers en arbiters. Tientallen, ik durf bijna te zeggen honderden hoogdravende theorie?n zijn er door meer of minder technisch begaafde biljarters verkondigd om aan te geven wat wel en wat geen “biljardé” is. Maar een arbiter staat voor de taak in een flits te moeten beoordelen of deze fout nu wel of niet werd gemaakt. Het is lastig, het is moeilijk, het is gewaagd, enzovoort, maar je moet (!) een verantwoorde beslissing nemen. Daarom moet een arbiter er absoluut zeker van zijn, dat deze fout werd gemaakt, alvorens te annonceren ?Noteren, nul de heer Jansen, nul?. Vele spelers zullen dan vragen: “Waarom telt u mij af, arbiter?” en dan moet de arbiter stevig in zijn schoenen staan.
Als hulpmiddel moeten het gehoor, de ogen en de spelkennis van de arbiter worden gebruikt. Het geluid van een pomerans, die (zacht) tegen een speelbal aankomt, terwijl bal 2 bijvoorbeeld een tiental centimeters verderop ligt, zal heel anders klinken, dan het geluid van een pomerans die twee ballen tegelijk (!) stoot. Het constateren daarvan is echte uiterst moeilijk, want het gebeurt allemaal zo snel. Maar als de arbiter goed let op de stootrichting en zich daartoe ook goed opstelt, daarnaast het geluid goed beoordeelt en tenslotte nog kijkt naar de keurichting en de loop van de speelbal, dan moet het met gebruikmaking van deze elementen mogelijk zijn een verantwoorde beslissing te nemen. Dezelfde voorwaarden zijn van kracht bij een masse en een
pique.
Een speler die de Série Américaine goed beheerst is vaak technisch in staat de speelbal dOOr te drukken, als deze ideale positie dreigt verloren te gaan.
Als de arbiter in de snijlijn van bal 2 en bal 3 staat (volgorde speler, arbiter, positie) en hij ziet, dat de speelbal de aanspeelballen niet meer rechtstreeks kan raken omdat de speelbal min of meer ligt verscholen achter bal 2, dan wil een speler de speelbal nog wel eens d??rdrukken om zodoende bal 2 tussen de pomerans en de bal uit te “drukken”. Dan is er dus sprake van een zeer snelle maar onmisbare “biljardé”. Het is uiterst lastig een dergelijke fout te constateren, maar een geconcentreerde en ervaren arbiter kan dat. Het beste blijft echter, een goed biljarter deze fout eens meerdere malen te laten demonstreren. Kortom, is een arbiter er zeker van, dan moet hij/zij de speler ook aftellen, ongeacht de misschien wel “grote naam” van deze speler of speelster.
Ter geruststelling: spelers nemen veelal het risico niet om door een dergelijke stommiteit naar hun stoel te worden gestuurd. Als ze eenmaal weten, dat een arbiter er goed op let en deze fout ook goed beoordeelt, dan laten ze het wel uit hun hoofd om zo te spelen. Maar het blijft altijd een discutabele beslissing.
Nog een laatste advies: Als een speler is afgeteld, ga dan nooit in discussie met hem of haar. Ook niet na afloop van de partij. Als de speler bij je komt, dan is het nog vroeg genoeg om hem/haar vriendelijk te woord te staan en bijvoorbeeld te zeggen: “Beste meneer/ mevrouw, ik heb naar eer en geweten u afgeteld. Mocht ik me toch hebben vergist, dan spijt me dat, maar u zult ermee moeten leven”.
Ad Vermeulen
.
TIP: Spel en arbitrage Reglement KNBB 2024/25
De Koninklijke Nederlandse Biljart Bond geeft jaarlijks een Spel en Arbitrage Reglement uit om de vele spelers en arbiters een handvat bij het spel en de beoordeling te geven. Wilt u precies weten hoe het zit met bepaalde regels rondom spel en arbitrage, dan kunt u het hier downloaden. Deze versie is van augustus 2023. In augustus 2024 komt de volgende versie uit.
Kijk hier voor meer KNBB reglementen.
.
Handboek Arbitrage 2024
Iedere 2 jaar geeft de KNBB een Arbitrage Handboek uit. Het boekwerkje is bestemd voor kandidaat arbiters en hierin staat alles wat zij moeten weten om een partij zo goed mogelijk te kunnen leiden. Deze informatie is niet alleen interessant voor de (kandidaat)arbiter, maar ook voor de speler. Vandaar dat u het Handboek Arbitrage hier kunt downloaden. Deze versie is van augustus 2022 (aangepast februari 2024).
Kijk hier voor meer KNBB arbitragereglementen.
.
Noteren
In Biljart Totaal verschijnen regelmatig, zoals hij ze zelf noemt, schrijfsels van Piet Verhaar over de valkuilen van de arbitrage. Leerzaam voor arbiters, maar zeer zeker ook voor spelers, die al dan niet afhankelijk zijn van arbiters. Dan is het goed om kennis van de regels te hebben, zodat niet iedere beslissing van de arbiter wordt aangevochten 🙂
Met dank aan Wim Berendsen voor het inscannen en het toezenden en Biljart Totaal voor de toestemming om ze hier te mogen plaatsen.
De links openen als PDF-bestanden in hetzelfde scherm. Gebruik de pijltjestoetsen linksbovenaan om weer terug te keren naar deze pagina!
- Begin van de wedstrijd
- Meer moet minder een beetje helpen…
- Twee keer touche…
- Een kwestie van sportiviteit…
- Een verkeerde redenering…
- Ik ben toch geen arbiter
- Pauzeren, hoe doe je dat…
- Regels berusten vaak op keuzes…
- Soms zijn regels best moeilijk (1)…
- Soms zijn regels best moeilijk (2)…
- Een begin met valkuilen…
- Beginpositie…
- Haar op de bal…
- Blazen is ook touche…
- Indirect touche, wees er op bedacht…
- Nog wat meer begin van een partij…
- Formeel is niet altijd belangrijk…
- Wie heeft de keus…
- We pakken de draad weer op…
- Hou altijd een vaste volgorde aan
- Het begin van een partij
- We pakken de draad weer op
- Probeer altijd goed positie te kiezen
- Oeps… speelbal verkeerd geplaatst
- Het belang van goed annonceren
- Een regel moet zin hebben
- Schrijven, tellijst en scorebord
- Een misverstand dat gemakkelijk ontstaat
- Een schoonmaakactie met hindernissen
Onderstaand zijn daar nog een aantal afleveringen van te bekijken, geschreven door Ad Vermeulen en halverwege worden ze overgenomen door Piet Verhaar:
- Voet aan de grond
- Nauwkeurigheid
- Aanzien
- Staken en sportiviteit
- Losgeslagen regelhandhaving
- •Ballen die ogenschijnlijk zomaar bewegen
- Wedstrijdleider een veelzijdige functie
- De rol van de schrijver bij een wedstrijd
- Ketsen, een vervelend fenomeen
- Wat de arbiter niet kan zien
- Een goede arbiter geeft rust en stoort niet
.*) Gelieve rekening te houden met het feit dat sommige, van de in de artikelen genoemde regels niet meer actueel kunnen zijn, omdat de reglementen natuurlijk ieder jaar aangescherpt en aangepast worden. Desalniettemin wens ik u veel leesplezier!
.
Voorbereiding door de arbiter
Alvorens een partij kan beginnen, moet er nogal wat gebeuren.
Van elke arbiter wordt verwacht dat hij/zij:
- Op tijd aanwezig is
- Controleert of het biljart schoon is en laat deze zonodig reinigen
- Controleert of de acquits zijn aangebracht
- De eventueel noodzakelijke lijnen zo dun mogelijk, doch goed zichtbaar op de juiste plaats op het laken laat aanbrengen
- Kennis maakt met de spelers voordat de partij begint
- In het bezit is van een loep, een wit potlood en een witte zakdoek
.
Begin van de partij
De partij is begonnen nadat de arbiter de spelers uitnodigt voor de tos om te bepalen wie er begint met het beproeven van het materiaal.
Voor het inspelen is de eis:
- op de klok letten om de grens van vier minuten te bepalen
- na 4 minuten op verstaanbare wijze annonceren:
“U heeft nog een minuut inspeeltijd”. Hierna zijn maximaal nog drie pogingen toegestaan voor uitsluitend de acquitstoot, ook al wordt hierdoor de vijf-minuten-grens overschreden.
De arbiter mag de speler behulpzaam zijn met het herplaatsen van de ballen.
Wil de speler, nadat de arbiter hem heeft medegedeeld dat hij/zij nog 1 minuut mag inspelen, daarmee doorgaan, dan heeft de speler daartoe het recht, echter niet langer dan de resterende minuut. Wil hij/zij, nadat de 5 minuten zijn verstreken, alsnog de acquitstoot proberen, dan mag hem dat niet meer worden toegestaan. Voor het verwisselen van een topeind, wordt de daarvoor benodigde tijd niet bij de vijf minuten opgeteld. Tijdens het inspelen zijn de spelregels niet van toepassing, echter de speler dient zich wel aan de gedragsregels te houden. Na het beproeven van het materiaal, dient de arbiter de speler te wijzen op het feit dat zijn of haar inspeeltijd voorbij is.
.
De keuzetrekstoot
Om de keuzetrekstoot uit te kunnen voeren plaatst de arbiter de ballen als volgt:
- de rode bal op het boven acquit;
- de gemerkte bal in het midden tussen het linker acquit en de linkerband op de afstootlijn.
- de ongemerkte bal in het midden tussen het rechter acquit en de rechterband op de afstootlijn;
De keuzetrekstoot dient door beide spelers gelijktijdig en rechtstreeks vanaf de bovenband te geschieden. Gelijktijdig betekent hier: op het moment, dat één van beide ballen de bovenband raakt, moet de andere speler afgestoten hebben. Wanneer een speler bij het uitvoeren van de keuzetrekstoot een fout maakt, dan heeft zijn tegenstander de keus.
Maken beide spelers een fout of is niet te bepalen welke bal het dichtst bij de benedenband tot stilstand komt, dan moet de keuzetrekstoot opnieuw worden gedaan.
Maken beide spelers, na door de arbiter te zijn gewaarschuwd, nogmaals een fout, dan bepaalt de arbiter aan wie de beginstoot wordt toegekend.
Bij figuur 1 heeft de speler die van links afstoot de keus, want de bal moet rechtstreeks van de bovenband worden gespeeld. In figuur 2 raken de ballen elkaar op de terugweg, zonder dat kan worden bepaald welke speler daaraan schuld heeft. De arbiter geeft beide spelers een waarschuwing en laat de keuzetrekstoot over spelen. Bij figuur 3 is door de speler die van rechts afstoot zo hard gestoten dat de bovenband twee keer geraakt wordt. De keus is derhalve aan de andere speler. De speler wiens bal het dichtst bij de benedenband tot stilstand komt bepaalt aan wie de beginstoot wordt toegekend.
In Nederland is het toegestaan om, na het raken van de bovenband, ook de zijband te raken. In Belgie en bij de CEB is dit niet toegestaan. De speelbal mag tevens op de speelhelft van de tegenstander komen, zolang deze maar geen contact maakt met een van de andere ballen.
Zodra na het uitvoeren van de keuzetrekstoot is bepaald aan wie de beginstoot wordt toegekend annonceert de arbiter “De heer/mevrouw …… begint”. Niets meer en niets minder. De arbiter richt zich tijdens die annonce duidelijk tot de schrijver en de bordenist. De speler aan wie de beginstoot wordt toegekend speelt met de ongemerkte bal.
.
De acquitstoot (beginstoot):
De arbiter plaatst de ballen, nadat hij/zij ze heeft opgepoetst, in de beginpositie en wel als volgt:
- de rode bal op het bovenacquit
Daarna loopt de arbiter naar de benedenacquit en plaatst: - de gemerkte bal op het benedenacquit en
- de speelbal, naar keuze van de speler, op het linker- of rechteracquit.
Het nogmaals vanaf de lange band controleren of de ballen goed op de acquitlijn liggen, dient achterwege te blijven. Bij de beginstoot stelt de arbiter zich op aan de linkerzijde van de benedenband, wanneer de speelbal op het rechteraquit is geplaatst. Indien de speelbal op het linkeraquit ligt, dan stelt de arbiter zich op aan de rechterzijde van de benedenband. Wordt er op meer dan een tafel gespeeld, dan dienen de partijen tegelijk te beginnen. Zodra de ballen in de beginpositie zijn geplaatst, blijft de arbiter voor de benedenband staan, totdat ook op de andere tafel (s) de arbiter(s) gereed is (zijn) om te beginnen.
.
Tijdens de partij
Algemene wenken:
- de arbiter dient zich op de partij te concentreren
- hij dient niet in het publiek of naar een ander biljart te kijken. Ook gaat het voortdurend aankijken van de speler ten koste van de concentratie.
- hij moet ervoor zorgen, dat uit het publiek geen hinderlijke rumoer komt en zonodig om stilte verzoeken.
Wanneer toch teveel lawaai ontstaat, kan de partij onderbroken tot de rust is weergekeerd. - hij dient steeds te controleren of de caramboles en de beurten goed op het scorebord zijn vermeld.
- belangrijk is dat de arbiter interesse toont voor de partij die hij/zij arbitreert. Is het geen vlotte partij, dan mag dat niet kenbaar zijn aan de manier van arbitreren.
- de arbiter dient resolute beslissingen te nemen op grond van eigen waarneming en niet de reactie van een speler af te wachten, want daardoor zou hij/zijkunnen worden beinvloed, hetgeen vermeden dient te worden.
- alleen de arbiter stelt vast of een spelregel is overtreden
- nadat de wedstrijdleiding de partij heeft aangekondigd en de arbitrage aan de arbiter heeft opgedragen, heeft hij/zij, als enige, de leiding over de partij.
Het annonceren:
- de arbiter moet duidelijk en hoorbaar annonceren
Ieder in de zaal wil weten wat er gebeurt en hoe ver een serie is gevorderd. - hij/zij moet op zijn geluidsterkte letten en dit zonodig door een collega tussen het publiek laten controleren
- hij/zij moet op de intonatie letten en eentonigheid voorkomen, de eenheden niet inslikken en daarom de eenheden accentueren.
- de speler staat centraal daarom dient er niet te worden geaarzeld om zijn naam goed uit te speken. Vraag desnoods voor de partij hoe de naam uitgesproken dient te worden.
- Dus duidelijk annonceren: “NOTEREN …..(het aantal caramboles)
- de heer/mevrouw…… (daarna nog eenmaal het aantal caramboles)”.
- bij dit annonceren dient de arbiter zich naar de schrijver te wenden om onduidelijkheid te voorkomen.
- bij het beeindigen van een beurt begint de arbiter altijd met de annonce “NOTEREN”
- moet tijdens een beurt meerdere annonces worden uitgesproken, dan dient de arbiter, voor zover dat aan de orde is, deze volgorde aan te houden:
- het aantal gemaakte caramboles
- en nog …….
- vervolgens de positie van de ballen ten opzichte van bijvoorbeeld de verboden zones
- tenslotte de mededeling, dat de speelbal vast of vrij ligt.
Het opstellen:
Voor en tijdens het uitvoeren van een stoot dient de arbiter zich zodanig op te stellen, dat hij/zij op de best mogelijke wijze kan vaststellen of de speler de spelregels niet overtreedt en hij/zij kan constateren of er een geldige carambole wordt gemaakt. Een arbiter die zich steeds goed opstelt, geeft de speler het gevoel dat er optimaal aandacht wordt geschonken aan zijn spel en dat wekt vertrouwen. De waardering hiervoor blijkt meestal uit het feit, dat de beslissingen van die arbiter zelden of nooit zullen worden aangevochten.
In principe staat een arbiter nooit in het stootbeeld van de speler, maar moet het toch eens gebeuren (komt voor als een bal bijvoorbeeld haarfijn moet worden geraakt), dan is vaak een kwartslag draaien voldoende, om minder op te vallen. Dat is dus een uitzondering. In alle andere gevallen is het aan te bevelen gewoon recht, op twee voeten staan, dat vermoeit het minste!
Verder dient de arbiter zich zodanig op te stellen, dat hij/zij in staat is waar te nemen of de voorhand of de onderarm van de speler bij het aanleggen een bal wel of niet raakt (touche). Ook moet hij/zij ervoor zorgen dat de afstoot kan worden waargenomen. Daarom moet hij/zij zoveel mogelijk aan de “open zijde” van de speler staan; dat wil zeggen aan de keu-zijde en onder een hoek van 90 graden ten opzichte van die keu.
Een arbiter volgt het spel dus van zeer nabij, maar moet wel opletten, dat hij/zij de speler daarbij niet hindert. Hij mag nooit te lang op een plaats blijven staan, ook niet als de serie op een klein oppervlak wordt gemaakt. Hij/zij dient de speler altijd voor zich langs te laten lopen, zodat de speler het zicht op de tafel behoudt. dit is belangrijk voor de concentratie van de speler.
Het bewegen:
Het maken van bewegingen kan een speler afleiden. Een arbiter moet niet meer bewegen nadat een speler heeft aangelegd.
Spelers kunnen door een arbiter ook worden gehinderd.
Enige voorbeelden van hinderlijk gedrag van een arbiter.
- de speler die in de stoothouding staat in de ogen kijken.
- bij het afstoten aandacht trekkende bewegingen maken.
- nog bewegen nadat de speler heeft aangelegd.
- de handen zodanig houden, dat ze voortdurend in het gezichtsveld van de speler zijn.
Het verdient de aanbeveling om de handen op de rug of naast het lichaam te houden en zeker niet aan de voorzijde (voor de broeksluiting, hetgeen een raar gezicht is, vooral als de arbiter lange armen of grote handen heeft). - boven het biljart hangen.
- goedkeurend knikken of laatdunkend reageren bij het al of niet slagen van een carambole.
- uiting van emotie. Een arbiter is strikt neutraal.
- er niet aan denken dat anderen het zicht op het biljart kan worden ontnomen. Dat is vooral voor de-niet-aan-de-beurt-zijnde speler hinderlijk.
Er kan niet genoeg op de punten worden gewezen, waardoor het arbitreren negatief wordt beïnvloed. Arbiters die ervoor zorgen, dat dit gedrag niet op hen van toepassing is, zullen veel meer plezier aan hun hobby beleven, dan anderen, die deze punten niet in acht nemen. Dat geldt ook voor de opstelling.
Daarom hierna nogmaals een opsomming van de belangrijkste punten.
Dwingende adviezen:
Aanbevolen is:
Af te raden is:
Het nemen van beslissingen:
De arbiter is volgens de reglementen de enige, die het recht heeft tijdens zijn functioneren reglementaire beslissingen te nemen. Nadat de wedstrijdleider de partijen heeft aangekondigd en aan hem/haar de arbitrage heeft overgedragen, heeft hij als enige de leiding over de partij. Een arbiter leidt de partij en geen ander!
- Een arbiter mag niet twijfelen bij het nemen van beslissingen.
- Een aarzeling in de annonce kan een protest van de speler uitlokken.
- Ook opmerkingen uit het publiek mogen niet de oorzaak zijn, dat de arbiter zich laat beinvloeden.
- De arbiter moet zich tot een persoonlijkheid maken.
- Zijn stem, blik en houding kunnen uitstekend daartoe dienen. Dat zijn een paar eigenschappen die onmisbaar zijn.
Een vergissing of een foutieve beslissing blijft altijd mogelijk en dat kan betekenen dat de speler, overigens op correcte wijze, kan vragen een beslissing nogmaals te overwegen. Ook de niet-aan-de-beurt-zijnde speler mag dat vragen. Blijft de arbiter bij zijn beslissing, dan dient de speler zich daarbij neer te leggen. Heeft de speler gelijk, dan herstelt de arbiter zich. Het maken van een fout is niet dom, het ten onrechte niet willen inzien dat een fout is gemaakt, is dat wel.
Wanneer er een onjuiste beslissing is genomen, dan moet herstel volgen.
Dan volgt: “Herstel” en wordt vervolgens de juiste beslissing geannonceerd.
Maakt een speler van het recht om een beslissing nogmaals in overweging te nemen, naar de mening van de arbiter, ergelijk misbruik, alhoewel het duidelijk is dat een correcte beslissing is genomen, dan dient hem/haar dit kenbaar te worden gemaakt en zonodig gevolgd door een waarschuwing.
Vast liggende ballen:
De arbiter moet, wanneer de ballen vastliggen, zich hiervan terdege overtuigen. Daarbij mag hij/zij (en de speler!) het biljart en/of het laken niet aanraken.
Wanneer de arbiter twijfelt of de ballen wel of niet vastliggen, dient hij/zij beslist een loep te gebruiken.
Het is niet aan te raden eerst te annonceren, dat de ballen vastliggenen en pas na het verzoek van de speler, dit vastliggen nogmaals te beoordelen, door een loep te gebruiken.
Hierdoor wordt het vragen om een beslissing te herzien uitgelokt.
Wanneer de arbieter te snel een beslissing neemt en deze later zou moeten herroepen, maakt dat een zwakke indruk.
Wanneer de arbiter niet twijfelt en de speler vraagt om de beslissing te herzien, dan dient hij/zij bij die tweede beoordeling altijd direct de loep te nemen, want dit werkt overtuigend.
Hij/zij moet ook goed opletten of de speelbal vast aan een band ligt.
Ook daarvoor zonodig de loep gebruiken.
De annonce luidt: “Vast aan band”. Ligt de speelbal vast aan een band, dan mag de speler bij de afstoot die band niet gebruiken.
Doet de speler dit toch, dan moet die speler wegens het maken van de fout “biljarde” worden afgeteld.
Wil de speler het vastliggen controlerendan mag ook hij/zij, zoals hierboven reeds vermeld, het biljart of laken niet aanraken.
Hij/zij zou door aanraken de positie van de ballen kunnen beinvloeden en daar gebruik van maken. Is dit ongeoorloofde aanraken het geval, dan moet de speler wegens het maken” van de fout “opzettelijk indirecte touche” worden afgeteld. Niet elke aanraking behoeft als fout te worden aangerekend. Een speler kan dat per ongeluk of ongewild doen.
Het gaat er er dus om of de speler dat opzettelijk doet.
Voorbeeld:
Er is geannonceerd “Vast”.
De speler loopt -kennelijk met opzet- tegen het biljart aan en vraagt vervolgens aan de arbiter om nogmaals te kijken of de ballen werkelijk vastliggen.
In dit voorbeeld is duidelijk sprake van een opzettelijke handeling, omdat de speler gebruik wil maken van de mogelijkheid, dat de ballen door het aanraken van plaats zouden zijn veranderd. Dus: opzettelijk indirect touche.
Duidelijk is dat de arbiter bij vastliggende ballen niet het laken mag aanraken of tegen het biljart mag leunen of stoten.Gebeurt dat toch en maakt de speler daarvan gebruik, dan mag het de speler niet worden aangerekend.
.
Het einde van de partij:
Wanneer voor een van de spelers het einde van de partij nadert, annonceert de arbiter: “En nog ………” 3 bij driebanden en 5 bij libre en bandstoten.
Aanbevolen wordt zo mogelijk te wachten op de annonce van de schrijver.
De arbiter dient ook de laatste carambole bij het totaal op te tellen en daarna te zeggen: “(aantal gemaakte caramboles), NOTEREN …….(aantal gemaakte caramboles)…… de heer/mevrouw………. (nogmaals het totale caramboles van de laatste beurt)”.
Zegt de arbiter eerst “Noteren”, dan zal de speler denken dat deze een fout heeft gemaakt en de carambole niet geteld wordt.
Heeft de speler het vereiste aantal caramboles gemaakt en de andere speler heeft nog het recht op een beurt, dan annonceert de arbiter aansluitend: “Gelijkmakende beurt de heer/mevrouw……..”, dus NIET “Partij voor…. of halve partij voor…. of nastoot voor….., enzovoort.
Indien de speler dat wenst, de ballen oppoetsen.
Na een grote slotserie of een partij in een beurt altijd de ballen oppoetsen, tenzij de speler dit niet wil.
Wacht met het uitnodigen voor het spelen van de gelijkmakende beurt totdat het weer rustig is in de zaal.
.
Binnenkort meer…
Heeft u een leuke aanvulling, of mist u een onderwerp?
Laat het me weten via het contactformulier.