Huiswerk voor biljartliefhebbers.
Alle biljarters, poolers, snookeraars en carambolebiljarters, hebben in hun spel te maken met aanspeeldikten op de tweede bal. Mijn beschouwing is gericht op de aanspeeldikten die carambolebiljarters in hun spel toepassen. Dat komt door het verschil in balgrootte in de onderscheiden spelsoorten. In de wedstrijdpraktijk wordt er veel op gevoel gespeeld, zonder voldoende kennis van de theorie. Voor een aantal spelers onder U kan mijn toelichting mogelijk wat verheldering bieden. Doe er uw voordeel mee in de spelsituaties die U op de biljarttafel aantreft.
Vol aanspelen is iedereen wel bekend. De eerste bal, de stootbal, wordt naar het midden van de tweede bal, de aanspeelbal, gestoten met de keu. Het maakt daarbij niet veel uit of er hoog of laag wordt afgestoten. Sterk en intens zijwaarts aanspelen op de stootbal (effect) veroorzaakt een lichte curve in de aanrollijn naar de aanspeelbal. Daar maak ik in mijn toelichting deze keer weinig gebruik van. Dat maakt de uitleg bruikbaarder en eenvoudiger. Halfvol aanspelen op de aanspeelbal betekent, mikken op de uiterste rand van de bal, rechts of links. Als U halfvol aanspeelt op twee, dan mikt U 30 millimeter uit het midden van die bal. Ik weet wel dat een biljartbal een doorsnede heeft van 61.5 millimeter. Om de aanwijzingen duidelijk en eenvoudig te houden in de berekeningen, ga ik nu uit van een doorsnede van 60 mm. Halfvol aanspelen is dus mikken op de balrand van de aanspeelbal. In mijn boeken plaats ik tussen vol en halfvol een aanspeelplek van driekwartvol. Dan mikt U dus op 15 mm. uit het midden, links of rechts aanspelend op de tweede bal. Zo komt U van vol, via driekwartvol en halfvol bij eenvierdevol. Dat mikpunt ligt echter op 15 mm. buiten de aanspeelbal. Het is moeilijk om die afstand vanaf de balrand zuiver in te schatten. Zo hebben we de vier meest toegepaste aanspeelplekken benoemd en een plek gegeven. Er doet zich iets leuks voor bij het aanspelen op de tweede bal. Als U halfvol aanspeelt op twee, dan mikt U dus 30 mm. uit het midden. De plek waar de stootbal en de aanspeelbal elkaar feitelijk raken ligt echter op 15 mm. uit het midden. De raakplek op de aanspeelbal is altijd de helft van de mikplek bij twee.
Speel je bal twee op eenvierde vol aan, dat is 45 mm. gerekend vanuit het midden van de aanspeelbal, dan wordt die tweede bal geraakt op 22.5 mm. uit het midden van die bal. Van die kennis kunnen biljarters voordeel hebben en op belangrijke momenten soms heel bewust gebruik van maken. Dat komt, omdat bij elke aanspeeldikte ook een uitvalshoek van de aangespeelde tweede bal hoort. Als bal 1 en bal 2 elkaar raken, dan vertrek de aanspeelbal altijd in een rechte lijn, gelet op de twee balmiddelpunten en het raakpunt. Wanneer op drievierde vol aangespeeld wordt op twee, dan is de wijkingshoek 15 graden, gevormd door de aanrollijn en de wijkende tweede bal. Halfvol aanspelen op de tweede bal, veroorzaakt een wijking van 30 graden. Een logische gevolgtrekking is een wijking van 45 graden, wanneer U de aanspeelbal op eenvierde vol aanspeelt. Het is leuk om te bemerken, dat de wijkingshoek al oploopt naar 60 graden, als U iets dunner op twee aanrolt dan eenvierde vol. U moet dan mikken op 22.5 mm. buiten de aanspeelbal (7.5 mm. buiten het mikpunt van eenvierde vol). aktijk op tafel is veel verfijnder. Vanzelfsprekend houd ik me aanbevolen voor de deskundigheid van anderen.
Tot een volgende keer maar weer.
Cas Juffermans – Oegstgeest.