Biljarderen is (af) te leren.
Eind vorige eeuw speelde een kaderteam uit de Bollenstreek een thuiswedstrijd tegen een team uit Noord Holland. In dat team uit Noord Holland speelde een oud- landskampioen mee, in het kader 57/2. Het waren week na week zware competitiewedstrijden, maar niet kansloos.
Een tegenstander ging vlot van start voor zijn 160 kader 38/2 punten. In de derde beurt moest de ingehuurde districtsarbiter hem aftellen, vanwege biljarderen. Nou ja, dat kan de beste overkomen. In de volgende acht beurten meende onze arbiter om hem nog vier keer te moeten aftellen voor hetzelfde foutieve bespelen van een positie op de biljarttafel.
De betrokken speler gaf geen krimp en ging telkens zonder commentaar naar zijn stoel. Wel was er enige spanning rond de tafel voelbaar geworden. Om de voelbare spanning te laten afnemen, nam ik de arbitrage van hem over, halverwege de partij. Tot mijn stomme verbazing kon ik niet anders, dan de zelfde speler in het vervolg van de partij nog vier keer af te tellen voor biljarderen. De speler verloor de partij en feliciteerde zijn tegenstander, zoals het hoort.
Na de partij schoot een medespeler uitbundig in de lach. Hij vond het prachtig, om er getuige van te kunnen zijn, dat zijn teammaat eindelijk eens op zijn stootnummer werd gezet. Deze oud kampioen vertelde ons, dat het hem verbaasde, dat het nu pas gebeurde. Zijn teamgenoot deed dit al jaren, in wedstrijden en in menige finale, waaraan hij had deelgenomen. Voor geen enkele arbiter had zijn foutieve stoottechniek een aanleiding gevormd, om hem arbitrair tot de orde te roepen. Hij genoot van onze moed, om hem consequent af te tellen, voor even zo vele fouten. Ik kreeg van hem zelfs het verwijt, dat ik zijn teamgenoot twee keer ontzien had, door hem niet af te tellen, in gelijksoortige situaties. Hij heeft er, zoals hij die avond aankondigde, een mooi artikel over geschreven, in het districtsorgaan. De uitslag deed er niet meer toe. Het bleef nog lang gezellig aan de bar.
Een jaar later kwam het Noord Hollandse team op herhalingsoefening naar de Bollenstreek. De oude koeien werden niet meer van stal gehaald. Iedereen wist waar het over ging. De betreffende speler speelde een perfecte partij. In vier beurten had hij de benodigde caramboles bijeen gepeeld. Na afloop werd er slechts zijdelings aan gerefereerd.
In lastige masseerstoten komt het te dikwijls voor, dat de speler van het eigen team, de dikwijls betere speler van zijn team niet durft af te tellen voor een duidelijke fout. We weten allemaal, dat je slechts een bal mag bespelen in je afstoot en geen tweede gelijktijdig in beweging mag zetten. Alle verhalen en omschrijvingen kennen we al te goed. Door spanning, wedstrijdambitie of in een heel enkel geval, moeilijk tegen verlies van de positie kunnen, wordt te veel door de vingers gezien. Een arbiter met moed en durf geeft in een twijfelgeval een mondelinge waarschuwing af. In een volgende duidelijke situatie kan en mag een arbiter de sport en de regels in waarde houden. Een pingel is een pingel.
Soms lijkt het of alles is toegestaan, met of zonder technische kennis van de bijhorende stoottechniek. Men moet aan tafel binnen zijn technische mogelijkheden blijven. Een arbiter zal van die rancuneuze spelers geen last hebben in de toekomst, als hij of zij karakter toont. Men zorgt er dan wel voor om een zwakkere meer beïnvloedbare arbiter aan zijn zijde te krijgen.
Zelfs de beste spelers hebben het maar te doen met de zo goed mogelijke arbitrage van de aanwezige tegenstanders, of ingehuurde arbiters. Ook die zijn soms kwetsbaar. De kwetsbaarheid van de arbitrage is voelbaar tot op nationaal niveau. In menig toernooi blijkt de arbiter door de knie te gaan, om geen heisa en spanning aan tafel te hebben.
Te veel nadelig tellen betekent soms, niet meer uitgenodigd worden bij de topspelers. Pas na aftellen blijkt ineens dat niemand er iets van weet, behalve de benadeelde speler. Het zal waarschijnlijk altijd een zaak blijven van correcte arbitrage en sportiviteit.
Cas Juffermans – Oegstgeest.