Man of keu.
Een beginnend biljarter wil zijn best doen, om zijn spel te ontwikkelen. Er wordt gelet op houding, goed mikken, regelmatig krijten en vooral goed kijken hoe het speelplan moet worden. Dat valt te prijzen.
Er is een apart onderdeel dat bij velen maar niet slijten wil. We willen baas zijn over de situatie. In het moment vlak voor de afstoot wordt de grip om het achtereind wat steviger. Het tempo van voorbewegen neemt plotseling toe en de concentratie op aanspeelplek en afstootplaats op de stootbal verslapt. We willen hem flink raken en dat tonen in de afstoot. Het kan er bij veel spelers in ontwikkeling maar niet in, dat je als biljarter de bedenker bent van een speelplan.
Van dat plan ben jij als persoon ook de uitvoerder. Als uitvoerder behoef je slechts de keu (de kracht van je afstoot) in beweging te brengen in een gewenst tempo. De uitvoerende beweging is een verlenging van de voorbewegingen. Niet meer en niet meer. Hoe komt het dan, dat we onze goede voornemens loslaten en op het meest belangrijke moment in de afstoot, de regie overnemen. We schatten ons zelf in, als de bepalende factor in de kwalitatieve uitvoering van het stootplan. Dat is fout. De keu is bepalend. De keu krijgt een plek in het stootbal dat we willen uitvoeren en ons lichaam past zich daar bij aan. Dat is door beweging en gewicht de kracht en energie waarmee de stootbal wordt bespeeld.
Onze houding, de voorbewegingen en een goede uitvoering van de afstoot zijn bepalend. Niet onze impulsiviteit in een geforceerde eenmalige powerstrike op de stootbal. De speler is de bedenker van het stootplan, maar daarna slechts de in bewegingzetter van de keu. Dat vraagt om de kunde van het herhaald gelijkmatig kunnen voorbewegen. Dat vraagt om vertrouwen in je stootplan, de keu en de daarop aangebrachte pomerans. Dat je niet elke situatie op tafel helemaal goed kunt beoordelen, dat overkomt elke speler in ontwikkeling.
Er mag wel van je worden gevraagd, dat je stabiel aan tafel staat, de keu in een rechte lijn goed hanteert, je gezicht boven de keu is en je de voorbewegingen telkens hetzelfde kunt uitvoeren. Dan is afstoten het resultaat van een speelplan, dat je zo goed mogelijk hebt uitgevoerd, met de kennis en kunde die je hebt verworven. Daar mag en moet je dan tevreden mee zijn.
Oefenen en studeren kan die ontwikkeling versnellen en verbeteren. Let eens op jezelf. Ben jij dwingend de baas over de afstoot, met je kracht en invloed, of durf je je over te geven aan de keu, die jouw stootplan, door jouw gelijkmatige voorbewegingen ten uitvoer brengt.
Deze week ging een groot deel van een biljartles daar aan op. Leren te vertrouwen op je materiaal. Dan zien we ook minder gespannen witte knokkels van de knijpende achterhand bij de afstoot. Zo lang je dat niet lukt, moet je het doen met je onvermogen om op het afstootmoment te ontspannen en te vertrouwen op een goed speelresultaat.
Veel biljartplezier toegewenst. In deze bespiegeling laat ik de kunststoters en de driebandenspelers buiten beschouwing. Voor hen kunnen in de afstoot andere speelbelangen een grote rol spelen.
Cas Juffermans