Hoe kan het biljarten zijn ontstaan?
We kennen de historische lijnen van de balspelen, vanaf de oudst bekende westerse geschiedenis. Egyptenaren, Grieken en Romeinen kenden verschillende balspelvormen. Het buitenspel met een houten slagvoorwerp en geslagen object vinden we steeds weer terug bij de herders van kuddedieren. Een herder gebruikte in de vroege middeleeuwen een lange afgebroken essentak of een tak van een andere taaie houtsoort met lange twijgen. Op de plaats waar de tak aan de stam vast zat, was de tak dikker en breder, om een goed houvast te realiseren met de stam van de boom. Dat dikke gedeelte noem ik de lepel van de tak. Ontdaan van zijtakjes en bladeren, kon de stok dienst doen als wandelstok, een verdedigingswapen, een slaghout en een schepvorm om zand of steentjes naar afgedwaalde dieren te gooien. Na geraakt te zijn keken ze op naar waar het gevaar vandaan kwam. Ze zochten dan spoedig weer de veiligheid van de kudde op. Deze techniek is nog steeds bruikbaar onder herders. Er zijn nu ook speciaal getrainde honden beschikbaar, om de kudde bijeen te houden.
Deze vormgeving van kuddezorg en buitenleven is fraai verbeeld in een groot wandtapijt, dat hangt in het regionale museum in St. Lo in De Franse regio van Bretagne. De slaghoutfuntie voor het wegslaan van steentjes en/of ronde vormen kende gestage ontwikkelingen. Het hout werd bewerkt en verfraaid. Het wegslaan van steentjes veranderde in het wegslaan/wegtikken van ronde steenvormen, zoals herkenbaar is bij croquet, hockey en golf. De speelruimte werd beperkt door het plaatsen van lage dichte struikjes buxus, om het te ver wegrollen van de ballen te beperken. Een kuiltje in de grond, een geplaatste boog om de bal doorheen te spelen en een kegel om om te spelen met een aanrollende bal. Deze varianten in spelvorm bereikten een grote populariteit aan het Franse hof. Het spel werd in het killere najaar naar omheinde binnenruimten verplaatst. Het spel werd naar tafelhoogte gebracht. Om het van tafel rollen van de ballen te voorkomen, werden er verhoogde plankranden geplaatst. Om het tikkende geluid van aanrollende ballen tegen de bandranden te beperken, werd er een viltlaag op geplakt, of een rol met paardenhaar. Onder invloed van de barokstijl en latere rococo modestijl in die tijd, bracht men het spel naar tafelhoogte. Nu hoefde speelsters en speler niet diep te buigen om de ballen te kunnen bespelen met de/het schuifstok/slaghout. In het midden van het tafelblad was een gat gemaakt. Ook het poortje en de pin/kegel bleven deel van het paille mall uitmaken. Het grondbiljart was van buiten naar binnen verplaatst onder invloed van klimatologische omstandigheden. De zijwaartse slag met het slagblok werd geleidelijk verandert in een voorwaartse duw om de speelbal in beweging te brengen. Bij minder scherp zicht is voorwaarts spelen beter en zuiverder uit te voeren, dan een zijwaartse slag. Soms had men moeite om het dieptebeeld van de afstand nauwkeurig in te schatten, om de bal zuiver te raken.
De mooiste en laatste bekende vorm van de gebogen schuifstokken is het type van de Geoffrystok, ontwikkeld in Engeland. Gemaakt van o.a. mahoniehout.
In het begin van de 19e eeuw ontwikkelde de fransman Francois Mingaud min of meer bij toeval de lederen pomerans. Goede spelers keerden de schuifstok om. Met de pomerans kon de stootbal draaiend worden weggespeeld. De periode tussen 1650 en 1825 wordt gekenmerkt door het recht worden op den duur,van de schuifstok. De rechte stok kon tweezijdig worden gebruikt. Daar maakte men voor de partij afspraken over.De gebogen schuifstok veranderde in een rechte keu. Het opruwen van de pomerans of keutop, kon men daarvoor nog doen in een nabije bakstenen muur of kalkplafond.Tussen het jaar 1650 en 1750 volgde de grootste omwenteling, van gebogen schuifstok naar een rechte keu/schuifstok. Een rechte stok was beter hanteerbaar om de bal te duwen of te stoten. Jongeren en dames werden geadviseerd om als beginners de rechte schuifstok nog ter hand te nemen, om schade aan het materiaal door stoten te voorkomen. Na 1675 verdwijnen de gebogen schuifstokken meer en meer uit beeld en wordt de rechte keu/schuifstok gemeengoed in de biljartwereld van de betere spelers. Het lange rechte stokdeel wordt voorzien van variabele houten plankjes. Het duwvlak werd onder een hoek, net onder het midden van de bal, in contact gebracht met de speelbal.De grootste aanpassing volgde rond het jaar 1825, toen de fransman Francois Mingaud het gebruik van de pomerans introduceerde. Eigenlijk wilde hij vooral het smalle schuifstokeind beschermen tegen het splijten van het hout of het losraken van de houtvezels.Door het geruwde leer op de keutop, kon bij het weg/duwen/stoten rotatie van de stootbal worden gerealiseerd.Het opruwen van het leer werd makkelijker door de samenstelling van een ruwend biljartpoeder en later het geperste biljartkrijtje. In de begintijd doopte men de pomerans in een bakje natte gipskalk. Om het eerder beschadigen of splijten van het hout van de keutop te vermijden, werd de de keutop voorzien van een ivoren kapje. Het centrum van dat kapje was open gelaten om de impact van de afstootenergie te verwerken in de houtstructuur van de keu.In deze vormgeving is na die tijd niets essentieel veranderd.De meest recente aanpassing is een pomerans, samengesteld uit een aantal zeer dunne leerlaagjes, samengeperst onder verschillende drukkrachten, die de veerkracht bepalen van de pomerans, na balcontact. De samenstelling van het biljartkrijt is eveneens verfijnder geworden, waardoor pomeransen het krijt beter vasthouden.
In 2014 werd ik opgebeld door Adriaan Groenewoud, eigenaar van een kwalitatief zeer gerenommeerd antiquiteitenhuis in Rotterdam. Hij beschikte over een authentiek biljart uit 1650, afkomstig uit het Knolehouse in Engeland. Er waren daar ooit twee gelijke biljarttafels geleverd.Zijn vakspecialisatie was gericht op gave fraaie meubelen en aanverwante artikelen, uit de 17e en 18e eeuw. Op biljartgebied kwam hij specifieke kennis te kort en nam hij contact op met mij. Hij wilde bij de biljarttafel ook de bijhorende schuifstok beschikbaar hebben, zoals in die tijd in gebruik was. Dat kon de verkoopbaarheid van de biljarttafel van 12 voet vergroten, meende hij. Die schuifstokken waren niet beschikbaar in de handel. In enkele musea in Engeland en in het museum Weingartner te Wenen zijn ze nog wel te zien als de Geoffry schuifstokken. Om er zeker van te zijn, dat zijn schrijnwerker Carlo Hulst de juiste vorm zou namaken, bezocht Adriaan Groenwoud het Knolehouse. De beheerster, mevrouw Seymour, toonde hem in de met gordijnen afgesloten museumzaal de nog beschikbare Geoffrey’s op de andere nog daar aanwezige gelijkende biljarttafel. Het verschil was echter, dat de tafel in het Knolehouse rond 1890 was voorzien van een leiplaat en rubberbanden. De authenticiteit van de oorspronkelijke biljarttafel is daarmee verloren gegaan. Adriaan wilde de eerste Geoffrey, gemaakt van een meer dan honderd jaar oude rood mahoniehouten plank aan mij geven, als blijk van waardering voor mijn inbreng gedurende onze zoektocht in de voorbije jaren. De volgende twee te maken exemplaren zouden worden gemaakt van Slavonisch eikenhout. Na een zoektocht van enkele jaren, om aan legaal ivoor te komen, zijn we verder gaan neuzen in museadepots, jachtmusea, slachterijen en bij particulieren en handelaren. Uiteindelijk heeft Adriaan het besluit genomen om in Duitsland legaal ivoor te kopen om de schuifkop van de Geoffrey compleet te maken. Op 1 maart 2017 was hij jarig. Op 2 maart is hij plotseling totaal onverwacht overleden. De overdracht van de schuifstok stond gepland op 4 maart om 16.00 uur, bij hem in de zaak te Rotterdam. Hij wilde de schuifstok voor mijn verjaardag aan mij overdragen. Die vreugde is hem niet meer gegund. Zijn vrouw Martha en de kinderen Yvette en Roderick hebben zijn wens ten uitvoer gebracht op vrijdag 7 april. Op die vrijdagmorgen, aan de Aelbrechtskolk 3b te Rotterdam, bracht Carlo Hulst de kist met de replica van de schuifstok binnen. Na de koffie zijn we de opgestelde biljarttafel uit 1650 gaan bekijken in de garage. Hans Coolegem van Biljart Totaal was hier ook bij aanwezig. Alleen dankzij de vasthoudendheid van Adriaan kon dit project tot een goede afronding komen. Hij heeft er buitenlandse reizen, veel mails, bijzondere zoektochten en zijn grote enthousiasme aan gewijd, om na bijna vier jaren de Geoffrey te doen realiseren. Chapeau. Zijn vrouw en kinderen zetten dit prachtige bedrijf voort, aan de Aelbrechtskolk 3b, op een mooi stukje Rotterdam aan de binnenhaven.
Cas Juffermans.