Keu of klarinet?
Enkele jaren geleden ging ik met de trein naar mijn werk. Al na een paar dagen ontdekte ik dat je bijna altijd dezelfde mensen in je trein tegenkwam. Vaak zelfs dezelfde mensen in dezelfde coupé, omdat iedereen, uit gewoonte, op een vast plekje op het perron ging staan. Ik betrapte mij erop dat ik dat ook deed. Ik zette mijn fiets op dezelfde plek in de stalling en liep op het perron altijd naar de rookpaal, omdat ik had geleerd dat daar de minste passagiers in en uit de trein stapten. Zelfs wachtend op de trein herkende je vele medereizigers, omdat de een steevast op het bankje bij de roltrap ging zitten en de ander rusteloos van voor naar achter over het perron liep te drentelen. De mannen herkende je het makkelijkst; die hadden altijd dezelfde kleren aan. Bij vrouwen veranderde dat nog wel eens, maar ook bij vrouwen zag je dat de kleren wel veranderde, maar de kledingstijl over de loop van de jaren in het geheel niet.
In de trein zelf werd er nooit zoveel gesproken. De een begon een krant te lezen, de ander een boek. Sommigen begonnen te werken met de laptop op schoot en weer anderen vielen onmiddellijk in slaap bij binnenkomst om precies één minuut voordat hun station werd bereikt weer wakker te worden. Wie langdurig en frequent met de trein hetzelfde traject aflegt, hoeft na twee weken nooit meer naar buiten te kijken om te weten waar je bent. Dat voel je gewoon. Ik wist wanneer ik uit moest stappen omdat de trein vlak daarvoor over een stalen brug denderde. Maar ook omdat een zekere medepassagier altijd één halte eerder uitstapte dan ik. Dat soort dingen; je bent je er niet van bewust totdat je erover na gaat denken. En dan gaat het fout. Zo stapte ik eens een keer te vroeg uit, omdat ik ging opletten op een stalen brug waar we overheen gingen. Dat bleek niet de goede brug te zijn, maar een die zo ver voor de laatste stalen brug lag, dat ik ‘m nog nooit had opgemerkt.
Op een dag kwam er een jonge vrouw in “onze” coupé zitten. We kende haar niet, dus het duurde even voordat we allemaal onze draai hadden gevonden, omdat we eerst even probeerden wat meer te weten te komen van deze vrouw, met als enig aanknopingspunt haar uiterlijk, haar kleding en haar bagage. Niets bijzonders voor de meesten, maar juist haar bagage intrigeerde mij. Het leek op een keu-koffer.
De vrouw zat tegenover mij en reed weinig met de trein. Dat zie je meteen, omdat deze dagjesmensen vanaf binnenkomst met hun kaartje in hun handen zitten en regelmatig naar de deur kijken of de conducteur er al aankomt. Wij hadden geen kaartje maar een abonnement en de meeste conducteurs kenden ons al jaren, zodat het zelden voorkwam dat wij gecontroleerd werden. Ik kon mijn nieuwsgierigheid niet bedwingen en vroeg haar beleefd of ze soms ook biljartte.
De conversatie die toen ontstond, wil ik u niet onthouden.
“Nee”, zei de vrouw, “dat is mijn klarinet.”
“Oh”, zei ik iets wat teleurgesteld, “het leek op een keu-koffer en aangezien ik ook biljart dacht ik … ”
“Ik houd niet van biljarten”, zei de vrouw, “biljarten is stom.”
“Nou …” probeerde ik voorzichtig, maar de klarinettiste was niet meer te remmen.
“Als ik met mijn vriend naar de kroeg ga, moet die altijd biljarten. Allemaal gekleurde ballen op tafel en daar zit nog een bepaalde volgorde in ook. Ik snap er helemaal niks van.”
Het was duidelijk dat ze het over pool had. Prachtig spel, maar ik speelde wat anders.
“Ik speel maar met drie ballen” zei ik en wilde gaan starten met de uitleg van mijn fantastische hobby: het carambole-biljart. Maar daar kreeg ik de kans niet voor.
“Maar drie ballen?” vroeg ze ongelooflijk. “Dat is niet alleen stom, dat is nog saai ook!”
Dit had geen zin en licht beledigd, gooide ik het over een andere boeg.
“Ik vind een klarinet stom”, zei ik.
De medepassagiers die tot dan de conversatie gelaten over zich heen hadden laten komen, reageerden allemaal door of wakker te worden of hun krant op te vouwen. Werd dit spannend of liep het, voor mij dan, verkeerd af.
Het laatste dus. De vrouw reageerde als door een wesp gestoken, pakte haar instrumentenkoffer en haalde haar klarinet er uit. Nu heb ik een beetje verstand van muziek en muziekinstrumenten dus ik zag meteen dat het een fraai exemplaar was, maar ik wachtte even met reageren.
“Kijk”, zei de vrouw, “dit is een klarinet. Al in 1690 uitgevonden door een zekere meneer Johann Christoph Denner en sindsdien alleen maar verbeterd tot een van de mooiste instrumenten voor een orkest.”
“En weet u”, ze keek me dreigend aan, “dat het spelen op een klarinet heel moeilijk is? Iedereen kan een biljartkeu vasthouden, maar weinigen krijgen geluid uit een klarinet!”
Ik wist het, maar liet me nog even niet kennen.
“Heeft u een Bes-klarinet?” vroeg ik vriendelijk.
“Natuurlijk” was het antwoord, “ik ben geen beginner, ik speel in een orkest.”
Ik knikte en zei: “Dus als u een C speelt, dan klinkt het als een Bes?”
“Ja natuurlijk”, antwoordde ze geïrriteerd.
“Dat bedoel ik nou”, zei ik, “dat vind ik stom.”
De rest in de coupé moest een beetje grinniken, maar de muzikante kon er de humor niet van inzien. Ze borg haar klarinet weer op, pakte haar jas en liep mopperend de coupé uit, zich beklagend over zoveel onkunde en onbegrip over de invloed van de klarinet op de klassieke muziek.
Ze vergat echter haar klarinet mee te nemen, dus ik riep haar na:
“Mevrouw, mevrouw, u vergeet uw keu!”