Bij de snijstoot speel je de tweede bal feitelijk aan de verkeerde kant aan.
De juiste richting wordt pas ingeslagen, na contact met de nabijgelegen band.
Het maakt voor het uitrolproces niets uit, of de tweede bal dichtbij of volledig tegen
de band aan ligt. Wanneer de stootbal onder een hoek van 45 graden met de band ligt,
dan is halfvol aanspelen op twee een goede benadering. Afstoten op de hartlijn, centraal op de stootbal. De stootbal rolt dan haaks uit naar de overzijde.
Voorwaarts uitrollen van de stootbal bereik je door hoger op de stootbal af te stoten. Een terugkerende stootbal wordt daarom lager aangespeeld, om dat te bereiken.
Het meegegeven zijeffect bepaalt de uitdraaihoek naar bal drie. In grote lijnen geldt, dat elke millimeter zijwaarts effect op de stootbal een uitdraai veroorzaakt van 3 graden. De praktijk op tafel verbetert je gevoel voor het gewenste effect.
De instructieve tekeningen zijn in de praktijk herhaaldelijk uitgeprobeerd met goed biljartmateriaal. Bij een veranderde invalshoek naar de aanspeelbal bij de band, moet je de hoeken aanpassen.
In de B tekeningengroep werk ik de aanspeeldikte van eenvierde vol op twee uit.
Dat is en blijft lastig, omdat je aanspeelt op een plek buiten de tweede bal. Die moeilijkheid
is er ook, als je in bijzondere situaties zuiver drievierde vol op de aanspeelbal moet mikken.
Drievierde vol aanspelen benut ik liever niet om een snijstoot te maken. Het tempo haal je uit de stootbal en de aanspeelbal wordt stevig weggeduwd. Dan laat ik 1 uitrollen via de band.
Daarbij kunnen ervaring en inzicht een biljarter veel voordeel bieden in de wedstrijden.
Cas Juffermans.