Marges in de uitwijking.
In de wijkinghoek van de tweede bal zit een regelmatig patroon. Speel je vol aan op de tweede bal, dan wijkt de tweede bal 0 graden uit naar links of rechts. De stootbal gaat niet zijwaarts. Die lijn is in deze situatie denkbeeldig. Speel je voor 7/8 vol aan dan wordt de wijking vervolgens in een patroon zichtbaar. Ik laat daarin buiten beschouwing, dat de stootbal in beweging is en de aanspeelbal in beweging komt, door de botsing met frictie tussen beide ballen. Pas als de stootbal al een fractie voorbij het contactpunt is, dan pas komt de aanspeelbal vertraagt in beweging. Dit minieme verlies in de zuiverheid van aanspelen en wegduwen laat ik buiten beschouwing. Dat is voer voor liefhebbers van toegepaste mechanica, zoals bv. Coriolis, groot historisch biljartboeken schrijver. Zijn boek bevat de theoretische beschouwingen over de mechanica in de biljartsport van die tijd.
De wijking van de stootbal is globaal afgebeeld in aparte tekeningen. Het maakt nogal verschil of je hoog of laag afstoot. De wijkingmarge voor de stootbal is bij ¾ vol – 90 graden, bij 2/4 vol – 45 graden en bij ¼ vol – 22.5 graden. De lichte mogelijke variatie laat ik, om duidelijk te zijn, buiten beschouwing. Tempo, materiaal en invloed van de afstoot, door pomerans, laken en balkwaliteit.
Als de stootbal dicht bij de aanspeelbal ligt, dan is er een aanvullende vertekening in de hoek. Vanuit het midden van de stootbal, naar het mikpunt op bal 2, vormt zich een extra hoekje. De afbeeldingen gevoegd bij dit tekstblok zullen dit verduidelijken. Ik ga uit van een rechte aanrollijn, zoals verbeeldt in de extra tekeningen. Deze zijn me aangereikt door een technisch tekenaar uit Leimuiden. Als biljartleerling op les, leek het hem leuk om woorden en theorie te verbeelden in tekeningen.
Aanspelen op 2 | Wijkingshoek aanspeelbal | Exacte mikpunt uit het hart van de stootbal |
vol op 2 | 0 graden | Uitgaande van een balgrootte van 6,15 cm. |
7/8 vol op 2 | 7,5 graden | 0,77 cm. uit het midden (1 cm) |
6/8 vol op 2 (3/4 vol) | 15 graden | 1,54 cm. uit het midden (1,5 cm.) |
5/8 vol op 2 | 22,5 graden | 2,31 cm. uit het midden |
4/8 vol op 2 (1/2 vol) | 30 graden | 3,08 cm. uit het midden (balrand bal 2) (3 cm.) |
3/8 vol op 2 | 37,5 graden | 3,84 cm. uit het midden (0,76 cm. van balrand) |
2/8 vol op 2 (1/4 vol) | 45 graden | 4,61 cm. uit het midden (1,54 cm. van balrand) |
(1,5 cm. van de balrand van 2) | ||
1/8 vol op 2 | 52,5 graden | 5,38 cm. uit het midden (2,31 cm. van balrand) |
dun tot zeer dun | 3 cm. uit de balrand van de aanspeelbaar |
In de biljartpraktijk wordt dikwijls gemakshalve uitgegaan van een balmiddellijn van 6.00 cm. Dat rekent makkelijker als je afstanden wilt aangeven in mikpint of balcontactpunt. De precisie, zoals aangegeven in het model, is in de biljartroutine niet geschikt voor dagelijks gebruik. Daarom is het toch wel eens aardig om te zien, hoe dicht we in ons denken en studeren bij de feiten blijven. Het is voor mij nog altijd een grote vraag, wie deze balmaat heeft vastgesteld. Had dit te maken met gietmallen, de meting van bandrandhoogte op een willekeurige tafel of komt het voort uit een rekenmodel waarin gewicht en grootte op elkaar zijn afgestemd. Er is door mij niets over te vinden.
Met biljartgroet, Cas Juffermans.