Van groot naar klein.
De biljartballen liggen ruim verspreid over tafel. Feitelijk hebben we een voorkeur voor compacte posities. Dan is controle op de ballen dikwijls eenvoudiger. Om een ruime positie, of een groot stootbeeld, om te buigen naar een verzamelpositie, moet er vooraf enig denkwerk worden verricht.
Veel sporters nemen bedenktijd, als dat mogelijk is. Loop om de positie en bekijk de opdracht van verschillende kanten. Niet te snel handelen vanuit een willekeurige benadering. Weet wat je stootplan is en schat in hoe de afloopt kan zijn. Vertil je niet aan technische hoogstandjes die je niet of nog niet beheerst. Speel vanuit je kennis en technisch kunnen. Een fantasieoplossing leidt veelal tot een misser, omdat je zo’n oplossing tot nu toe nooit uitvoerde. Omdat stootbal en aanspeelbal beide uit de hoek komen en kaatsen op de lange banden, is het risico van een klots vrij groot. Goed opletten en zuiver aanspelen is de boodschap.
Ook het goed plaatsen van de ballen op de juiste plek.
Klik hier als u het puntenmodel wilt raadplegen.
De basispositie van de aanspeelbal en de derde bal is:
- bal 2 – tussen punt 39 en 44.
- bal 3 – tussen punt 4 en 10 (of 5 en 9)
De stootbal is verschillend gesitueerd rond de aan te spelen tweede bal, op de posities 37/42 – 33 – 35 en 42.
Elk stootbeeld vraagt om een eigen aanpak, om tot een goed speel resultaat te komen.
Bal 1 – 37/42: Precies halfvol aanspelen op de tweede bal, op rolstoothoogte. Zonder effectinvloed wijkt de stootbal te veel uit en zal de stootbal uitrollen naar punt 3 aan de korte band. Met een centimeter rechts effect beperken we de uitval op de eerste lange band. Nu verloopt de kaatsding op de tweede lange band wel gunstig. De aanspeelbal komt net voor de hoek op de korte band en komt goed mee in de kaatsing tussen de lange banden. Speel je dikker aan dan halfvol, dan pakt de weggeduwde aanspeelbal eerst de lange band en kun je verzamelen wel vergeten. Het luistert nauw.
Bal 1 – 33: De aanspeelbal duidelijk op drievierde vol aanspelen, om de bal goed via de korte band door te hoek te drukken. Als je dunner aanspeelt neemt het klotsrisico toe. Het effect voor drievierde links op de stootbal, brengt de stootbal naar de goede plek op de lange band. Optimaal inrollen naar een verzameling is voor de aanspeelbal moeilijk voor elkaar te krijgen. Allereerst gaan we voor de carambole. Niet elke grote lastige positie is in een afstoot terug te brengen tot een kleine verzamel-positie. Als het niet in 1 keer kan, dan maar in 2 of meer pogingen. Blijf er aan werken. Dan wordt het vervolg beter te controleren.
Bal 1 – 35: De tweede bal voor drievierde vol aanspelen op links. Als je iets dunner aanspeelt kun je de tweede bal nog dichter bij de derde bal laten eindigen. Dat is een kwestie van oefenen. De stootbal geef je op rolstoothoogte voor tweederde rechts effect, om de natuurlijke uitval op de korte band te beperken. Een mooie stoot om met controle de positie te verbeteren. Enige oefening, om het vast in de vingers te krijgen, is wel gewenst.
Probeer steeds meer posities toe te voegen aan jouw repertoire van stootbeelden, die je onder controle hebt. De makkelijke stootjes kennen we inmiddels veelal wel. Het wordt in de loop van de tijd steeds moeilijker. Dat komt omdat die zijn blijven liggen. Nu komen we er niet zo makkelijk meer van af.
Er kan veel, als je tijd neemt om goed te kijken, te oordelen en de juiste keuze te maken.
Veel trainingsplezier, Cas Juffermans.