Geschiedenis in vogelvlucht
van het nobele spel ‘Biljarten’.
Bron: o.a. Mike Shamos
Vertaling: Peter van Bommel
Het biljartspel kent een lange en rijke geschiedenis. Het spel werd gespeeld door koningen en burgerlui, presidenten, zwakbegaafden, dames, heren, en oplichters evenwel. Het spel is ontstaan in Noord Europa, waarschijnlijk Frankrijk, in de 15e eeuw en werd aanvankelijk als een veldsport gespeeld.
Waarschijnlijk als gevolg van lang aanhoudende slechte weersomstandigheden, verhuisde het spel naar binnen en werd het eerst nog op de vloer gespeeld, maar al gauw ook op een houten tafel, welke bekleed was met een groen laken. Dit laatste om het gras na te bootsen, waarop het spel voorheen altijd gespeeld werd. Rondom de tafel werd een simpele lat bevestigd om te voorkomen dat de ballen van de tafel liepen. De ballen werden geschoven, in plaats van gestoten, met een houten stok, een zogenaamde mace. De term biljart is waarschijnlijk afkomstig uit het Frans en is waarschijnlijk samengesteld uit de woorden “bille” van bal en “art” van kunst. Ook de Engelsen claimen het ontstaan van het spel maar daar wordt (buiten Engeland) weinig geloof aan gehecht.
Het spel werd origineel gespeeld met twee ballen op een tafel met 6 gaten (pockets) met een poortje en een rechtopgeplaatst blokje (de koning) welke als doel fungeerde. In de 18e eeuw verdwenen de poortjes en de koning geleidelijk uit het spel, en bleven enkel de ballen en gaten nog over. De meeste informatie over het vroegere biljartspel is afkomstig uit “wedstrijd”-verslagen door spelers van adellijke afkomst. Maar het is overduidelijk dat het spel van begin af aan ook door de gewone burger werd gespeeld. In 1600 was biljarten bekend genoeg om genoemd te worden in Shakespeare’s “Anthony and Cleopatra”. 75 Jaar later verscheen het eerste boek met biljartspelregels, waarin melding werd gemaakt van het feit dat er maar weinig plaatsen in Engeland waren waar geen biljarttafel stond, welke toegankelijk was voor het publiek.
De keu werd ontwikkeld aan het einde van de 17e eeuw. Als een bal (te) dicht bij de rand kwam te liggen, was het zeer moeilijk om met wat toen de voorkant was (een lepelvorm) te schuiven. In zo’n geval werd de stok omgedraaid en werd er met het dunne achtereinde (de cueue wat zoveel als staart betekent) gestoten. Dit gebruik was lange tijd alleen aan de mannelijke spelers voorbehouden, aangezien men bang was dat de dames met het scherpe(re) uiteinde van de cue waarschijnlijk het laken zouden openrijten.
Tafels hadden in het begin platte verticale randen om er voor te zorgen dat de ballen niet van de tafel zouden rollen. Al gauw ontdekten spelers dat de ballen tegen de randen gekaatst konden worden en men begon er zelfs gericht op te spelen en ziedaar; het ontstaan van “bandstoten”.
Na 1800 werd in Engeland het materiaal meer en meer verbeterd, mede dankzij de industriële revolutie. Krijt werd geintroduceerd om de wrijving tussen de bal en keu te vergroten, zelfs al voordat de eerste keu (in 1823) met een leertje (de pomerans) werd uitgerust, waarmee de speler een bal van zij-effect kon voorzien. In 1829 kwamen de eerste tweedelige keu’s op de markt. Rond 1835 werd leisteen populair als ondergrond. Nadat de industrie het in 1839 voor elkaar kreeg om rubber te vulcaniseren, werden in 1845 de eerste rubberen banden voor de biljarttafel geïntroduceerd. Rond het jaar 1850 was de biljarttafel zover doorontwikkeld en verworden tot de vorm die we nu nog steeds gebruiken.
Het van ± 1770 tot 1920 meest gespeelde spel in Engeland was English Billiards, en werd met 3 ballen en 6 gaten (pockets) gespeeld op een lange rechthoekige tafel. De 2 op 1 verhouding tussen lengte en breedte werd standaard in de 18e eeuw. Vóór die tijd was de tafel aan geen afmeting gebonden.Nog voor er een internationale organisatie bestond, werd in 1873 het eerste wereldkampioenschap vrijspel voor profs georganiseerd, die gewonnen werd door de Fransman Garnier met een algemeen gemiddelde van 9,32 en een hoogste reeks van 113 punten. Vanaf dan gingen de gemiddelden pijlsnel de hoogte in. In 1880 verwezenlijkte de Fransman Maurice Vignaux een reeks van 1531 punten. De “série américaine” was geboren. Tien jaar later, in 1890 had in San Francisco de meest opmerkelijke wedstrijd vrijspel plaats waarbij de Amerikaan Schaeffer Mac Cleery versloeg met 3000 -13 in 3 beurten met een hoogste reeks van 3000 punten.
Het “vrijspel” werd te gemakkelijk, en begon al gauw het publiek te vervelen. Daarom werd omstreeks 1880 door de Fransman Edmond Graveleuse het kaderspel voorgesteld. In 1883 wordt het eerste wereldkampioenschap 21 cm kader betwist. Stilaan werd de moeilijkheidsgraad nog verder opgedreven, en in 1902/1903 werden reeds wereldkampioenschappen kader 45/2 georganiseerd. Tijdens het eerste officiele toernooi kader 45/2 te New York in 1896 verwezenlijkte Yves (Fr) een algemeen gemiddelde van meer dan 24, en een hoogste reeks van 200 punten.
De kampioenschappen werden saai, en de te lange afstanden verveelde het publiek. Daarom werd in 1919 de afstand (te spelen punten) verminderd. Dat jaar won Willie Hoppe het wereldkampioenschap met een algemeen gemiddelde van meer dan 45. In 1924 bereikte Roger Conti een algemeen gemiddelde van bijna 70, met reeksen van rond de 500 punten. Vanaf dan maakte men duizelingwekkende gemiddelden dankzij de invoering van nieuwe reekstechnieken. Tot vandaag werd er doorlopend vooruitgang geboekt, ondanks de handicaps ingebracht met nieuwe speelwijzen zoals kader 47/1 en kader 71/2.
Biljarters als de Belg Raymond Ceulemans, die in 1962 zijn eerste wereldtitel won, zorgen o.a. voor een vergelijkbare spectaculaire evolutie bij het driebanden. De hoogste serie bij het driebanden is momenteel in handen van 4 biljarters; Junichi Komori in 1993, Raymond Ceulemans in 1998, Roland Forthomme in 2012 en Frédéric Caudron in 2013. De Turk Semih Sayginir claimt ooit een hoogste serie van 31 te hebben gemaakt, maar dat was zonder arbiter en niet op een officieel toernooi.
Omdat tegenwoordig de partijen meestal over 40 caramboles gaan, zal bovenstaand record niet gauw verbroken worden. Nu gaat het ook om de beste partij en daarbij is het record van 40 caramboles in 6 beurten (6,667) in handen van 4 spelers, namelijk Frédéric Caudron, Marco Zanetti, Haeng Jik Kim en Dick Jaspers.
.
De uitvinder van de pomerans
23 December 1997 was het 150 jaar geleden dat François Mingaud overleed (inmiddels al bijna 170 jaar geleden). De Fransman, geboren op 4 januari 1771 in het Zuid-Franse Le Cailar, in de buurt van Nimes, wordt in het algemeen aangezien als de uitvinder van de pomerans, het onontbeerlijke stukje leder aan het uiteinde van de keu.
Door zijn vinding werd het mogelijk effect te geven waardoor doorschiet-, trek- en kopstoten konden worden gemaakt. Een nieuw tijdperk opende zich voor de biljartende wereld. Vóór die tijd diende men met de keu de speelbal zoveel mogelijk in het midden te raken om afglijden van de bal te voorkomen. Mingaud heeft het laatste kwart van zijn leven in Rotterdam gewoond, waar hij op 64-jarige leeftijd voor een tweede maal trouwde. De Fransman woonde in de Hoogstraat in de havenstad. Het betreffende pand is echter in de Tweede Wereldoorlog weggebombardeerd. Op 23 december 1847 kwam er een einde aan het leven van deze belangrijke biljartpionier. Vijf dagen later werd hij begraven op de Crooswijkse begraafplaats in Rotterdam.
François Mingaud schreef in 1827 een boek met de titel: “Noble jeu de Billard”, wat drie jaar later in de Engelse taal verscheen (link). Het boek geldt als een van de kostbaarste exemplaren die kunnen voorkomen in een biljartcollectie. In het buitenland heeft men blijkbaar grote moeite met de correcte spelling van de naam Mingaud. In diverse boeken en tijdschriften in allerlei talen die we de afgelopen jaren onder ogen kregen treffen we liefst tien voorbeelden aan waarmee de uitvinder van de pomerans wordt bedoeld: Mangaud, Mengand, Mengaud, Migaud, Mignaut, Mingo, Mingot, Minguad, Wingaud en uiteraard de juiste spelwijze: Mingaud.
Als leuk detail kan over kapitein Mingaud (hij was een van Napoleons officieren) worden gemeld dat hij in de Bastille zat opgesloten als politiek gevangene. Hij moet wel een grote cel gehad hebben want op een of andere manier kreeg hij er een biljarttafel geplaatst. De kapitein was zo bezeten van het biljart dat hij, toen hij zijn straf uitgezeten had, toestemming vroeg om langer in de gevangenis te blijven om zo zijn spel te kunnen perfectioneren.
(Bron: Biljart Totaal dec. 1997)
De oudste biljartprent stamt uit 1625
Adriaen van de Venne vereeuwigde in deze uit 1625/1626 stammende gouache het biljartspel, zoals dat aan het hof van Prins Frederik Hendrik Prins van Oranje destijds werd gespeeld. Op deze, overigens oudste (en dus eerste) afbeelding van een biljarttafel, zijn van links naar rechts te zien: de Winterkoningin, daarnaast Amalia van Solms en Prins Frederik Hendrik.
.
Vrouwen en biljarten
Iedereen kent de invloed van vrouwen op de geschiedenis. Ook in de geschiedenis van het biljarten hebben ze een belangrijke rol gespeeld. Sommigen beweren zelfs dat het biljarten oorspronkelijk hoofdzakelijk door vrouwen beoefend werd, terwijl de mannen op jacht of ten strijde trokken.
Sinds de 15e eeuw beoefenden de vrouwen het grond-biljartspel. In 1426 vermeldt “Le journal de Paris” een zekere mooie en verleidelijke Margot die alle mannen tijdens het biljarten overtrof.
Mary Stuart, echtgenote van Frans II, was ook een fervente biljartster. Ze speelde zelfs tijdens haar verblijf in de gevangenis, en na haar terechtstelling in 1587 werd ze opgebaard op haar biljarttafel.
Ook Marie-Antoinette speelde dagelijks biljart. Er wordt zelfs verteld dat ze een keu uit één stuk bezat, die vervaardigd was uit een olifanttand, en volledig met goud belegd.
Van de grote Russische tsarina Catherina II wordt beweerd dat haar standvastigheid aan het biljart groter was dan in de liefde. Misschien was het biljartspel een trouwere geliefde.
In de negentiende eeuw was biljarten ook een geliefde sport aan de hoven van de koningen van Frankrijk en Engeland. Koningin Victoria en vooral keizerin Marie-Louise en madame de Staël waren briljante biljarters.
Biljart is echter een mannensport geworden sinds het hoofdzakelijk beoefend wordt in cafés. Hierin komt blijkbaar verandering, want we zien steeds vaker vrouwelijk talent, zelfs tussen de jeugdspelers.
Aanvulling: Nederland heeft al vrij vroeg een vrouwelijke kampioen gehad in de persoon van Lies Schrier (1887-1962). Zij groeide op in het café van haar ouders in Domburg en was dagelijks aan het biljart te vinden.Naast vele Nederlandse kampioenschappen won zij ook prijzen in o.a. België, Frankrijk, Duitsland en Zwitserland en demonstreerde ze vier jaar lang op de biljartacademie van Parijs aan de Boulevard des Capucines.
.
Biljarten in vroegere tijden
De hierna volgende beschrijving is afkomstig uit het Duitse boek “Handbuch der Billardspielkunst” van Gottfried Kerkau uit 1908. Het is vertaald door Cor Suijk (†) en geeft een beeld van de biljartsport van vóór 1910. Het oude biljartspel of kogelspel dateert uit de tweede helft van de 16e eeuw. Het werd aan het Franse hof gespeeld als tijdverdrijf, en lange tijd alleen door hoogwaardigheidsbekleders als koningen, hovelingen en vooraanstaande personen. In de 18e eeuw verloor het spel zijn exclusieve karakter en begon zijn zegetocht door vele landen van de wereld.
.
De geschiedenis van het biljarten door de eeuwen heen
Ik ben altijd zeer geinteresseerd geweest in de vroege geschiedenis van het biljarten. Daarom kan ik het ook heel goed begrijpen dat een bekende schrijver en biljarter als Cas Juffermans dezelfde interesse heeft. Van zijn hand is een serie artikelen verschenen die het ontstaan van het biljarten en alles wat daar op volgde en aan vooraf ging, zeer uitgebreid beschrijft. Het copyright van deze teksten berust bij Cas Juffermans.