Aan de ontwikkeling van de hedendaagse fotografie gingen vele uitvinders en uitvindingen vooraf. Onderstaand treft u een beknopte geschiedenis van het ontstaan van de fotografie aan. Verre van compleet, maar hopelijk geeft het u toch een goed beeld.
Stageira Griekenland 384 vC.:
Aristoteles van Stageira maakt al in 384 v.C. melding van beeldvorming op een wand in een verduisterd vertrek door middel van lichtinval door een klein gaatje.
Cairo Egypte 1021:
De wetenschapper Abu Ali al-Hasan ibn al-Hasan ibn al-Haytham of zoals hij in het westen werd genoemd; Alhazen, projecteert als eerste een beeld met behulp van een zelfgemaakte camera obscura. Het hierdoor invallende licht werpt een afbeelding van de buitenwereld op de tegenoverliggende wand. Net zoals bij afbeelding door een lens het geval is, wordt de buitenwereld ondersteboven afgebeeld. Alhazen schrijft ook het Boek der Optemetrie, waarin hij uitlegt hoe je met bestaande middelen simpele projecties kunt maken. In 1038 gebruikt Alhazen het gaatjesobjectief voor het waarnemen van gedeeltelijke zonsverduisteringen.
De 13e eeuwse katholieke bisschop Albertus Magnus experimenteert met zilvernitraat en ontdekt de lichtgevoeligheid ervan.
Schilders in de Renaissance (14-17e eeuw) gebruiken de camera obscura om beelden nog voor het schilderen over te kunnen trekken op de muren.
In 1694 beschrijft filosoof Wilhelm Homberg hoe licht bepaalde chemicaliën donkerder kleurt. Een van de geheimen achter het negatief.
Frankrijk, de jaren 1820:
De Franse uitvinder Joseph Nicéphore Niépce experimenteert met lichtgevoelige materialen en chemicaliën. Het projecteren van een beeld op een lichtgevoelige plaat lukt wel, maar iedere keer vervaagt het beeld weer, zodra de plaat aan licht wordt blootgesteld.
In 1826 heeft hij eindelijk de juiste combinatie van stoffen en materialen te pakken om het beeld te behouden. Hij zet zijn camera obscura voor het raam in de werkkamer van zijn huis in het Franse plaatsje Saint-Loup-de-Varennes.
Acht uur lang brandt het beeld van enkele gebouwtjes en een perenboom in zijn tuin op de lichtgevoelige plaat. De foto, getiteld ‘La cour du domaine du Gras’, wordt gezien als de allereerste bewaard gebleven foto ter wereld. Niépce staat sindsdien bekend als de uitvinder van de fotografie.
Omdat de sluitertijd nog steeds acht uur tot meerdere dagen bedraagt, moet hij dus een sneller procedé vinden.
Samen met schilder Louis Daguerre vindt hij een methode die superieure beelden oplevert, maar nog wel een lange sluitertijd behoeft.
Na het overlijden van Niépce in 1833 gaat Daguerre verder en ontwikkelt de Daguerreotype. Plaatjes met zilver die je aan licht bloot stelt, produceren een permanent beeld en de sluitertijd is teruggebracht naar enkele minuten.
De geïsoleerd levende Fransman en uitvinder Hercule Florence bedenkt in Brazilië zijn eigen procedé: fotografie. Drie jaar voor Daguerre, maar zes jaar na Nicéphore Niépce. Hij noemde zijn procedé photographie, minstens vier jaar voordat John Herschel het Engelse woord photography bedenkt. De termen positieven en negatieven komen ook van hem.
De Engelse uitvinder William Fox Talbot vindt het 2-staps negatiefproces uit, waarop hij in 1841 patent aanvraagt. Het wordt nu nog steeds gebruikt in de niet-digitale fotografie. De foto is volwassen geworden.
Tijdens de industriële revolutie stijgt de vraag naar portretten en de daguerreotype is in trek en heeft veel invloed op de schilderkunst. Portretten zijn nu ook betaalbaar voor de middenklasse en het vastleggen van gebeurtenissen is gemakkelijker geworden. Het product is nauwkeuriger en vereist minder fantasie dan bij schilderen.
In 1861 maakt de Schot James Maxwell de eerste echte kleurenfoto met behulp van drie kleurenfilters. Op de allereerste kleurenfoto ter wereld is een lintje te zien, gemaakt van de stof tartan, waar ook Schotse kilts van worden gemaakt. Maxwell maakt drie zwart-witfoto’s van het lintje. Voor iedere foto zet hij een andere kleurfilter, in de kleuren rood, groen en blauw, voor de lens. Hierna projecteert hij de drie foto’s over elkaar heen. Dit levert een kleurenreproductie op van alle originele kleuren van de Schotse ruit.
1878: Een populaire wetenschappelijke vraag uit die tijd was of alle vier de hoeven van een paard tegelijk van de grond zijn. Camerabeelden zouden het antwoord daarop geven. De oprichter van de Stanford University, Leland Stanford, betaalt Eadweard Muybridge om camera’s langs de renbaan te plaatsen. De sluiter wordt getriggerd als het paard langskomt. De beelden komen op een schijf die hij afspeelt op een zoöpraxiscoop. Het zou de eerste filmprojector zijn. En middels foto’s wordt de vraag beantwoord. Ja, de vier hoeven van het paard zijn los van de grond. Zie de animatie hiernaast, gemaakt met de originele foto’s van Muybridge.
De camera is nu een wetenschappelijk gereedschap. Een middel om kunst te maken en om gebeurtenissen vast te leggen. Maar kan iedereen ermee aan de slag?
Rochester New York, 1888:
Kodak komt met de eerste gemakkelijk te gebruiken camera. Als het rolletje vol is, stuur je het naar het lab. Al snel krijg je de foto’s terug, inclusief een nieuw rolletje. De amateurfotograaf is opgestaan.
De beroepsfotografen zijn ontsteld. Het debat over fotografie als kunst wordt heviger. Als iedereen kan fotograferen, hoe kan het dan kunst zijn? Zo ontstaat het picturalisme. Het floreert de 50 jaar erna. Foto’s worden bewerkt om ze op schilderijen te laten lijken. De technologische ontwikkelingen zijn zowel op de amateur- als op de beroepsfotograaf gericht. Men kan niet meer om fotografie als kunstvorm heen.
In 1930 wordt het mogelijk foto’s (gemaakt met rolletjes) meermaals af te laten drukken door middel van negatieven van een 35mm rolletje.
Rond 1960 werd het voor de consumenten mogelijk kleurenfoto’s te maken. Lange tijd waren er problemen met het vastleggen van de kleur rood, maar de techniek was rond 1960 ver genoeg om kleurenfoto’s voor de consument aan te bieden.
Dan volgt er een revolutie. Aan het einde van de 20e eeuw komt de digitale camera op de markt. Deze zet beelden digitaal om en slaat deze vervolgens op op een geheugenkaart. De kwaliteit is nog niet super, maar dat zal gauw veranderen.
In 1997 verbindt innovator Philippe Kahn een digitale camera met een mobieltje. Hij zend een foto van z’n baby door. Voor het eerst wordt een foto via een openbaar netwerk gedeeld. Zijn bedrijf maakt het eerste fotosharingprogramma van Noord-Amerika.
Nu gebruiken mensen overal het internet om foto’s op te slaan, te delen en te versturen.
Er zijn meer dan 1 miljard smartphones op de aarde. Iedere 4 minuten worden er 1 miljoen foto’s op Facebook geplaatst. Fotograferen was nog nooit zo gemakkelijk.
Oudste foto van Nederland
De eerste en daarmee oudste foto van Nederland werd gemaakt door de Zutphense apotheker Willem Hallegraeff op 25 november 1839. Zijn met de hand gedateerde bijdrage bestond uit twee ‘lichttekeningen’: één fotogram van een stuk kant en een fotografische reproductie van een prent. De foto van de prent draagt de datum en de naam van de maker.
In verband met de hoge lichtgevoeligheid van de oude foto kan deze niet langdurig tentoongesteld worden. Maar gelukkig hebben we er… een foto van: