TTijdens uw stamboomonderzoek komt u ze geregeld tegen. Oude ambachten en beroepen van onze dierbare voorouders. Daarom treft u hier ook een overzicht aan van de ambachten en functies die onze voorouders vervulden, van klompenmakers tot stadsomroepers. Deze beroepen geven ons een uniek kijkje in hun dagelijks leven en de samenleving waarin ze leefden. Beroepen van onze voorouders die onze geschiedenis en identiteit hebben gevormd.
Ambachten en Kleine Handelsberoepen
Klompenmaker (Klompenmakerij)
Maakte houten schoenen (klompen), essentieel schoeisel voor plattelandsbewoners en arbeiders vanwege de duurzaamheid en betaalbaarheid.
Bruggentrekker (Bruggenbediener)
Trok bruggen open voor scheepvaart of hielp om boten door sluizen te krijgen. Dit beroep was vooral in opkomst langs drukke vaarroutes.
Porder
Een porder wekte mensen op in de vroege ochtend door op hun ramen te tikken. Dit beroep bestond voornamelijk voordat wekkers gemeengoed werden.
Scharensliep (Scharenslijper)
Reisde van dorp naar dorp om messen, scharen en ander gereedschap te slijpen. Vaak had hij een slijpsteen op een karretje waarmee hij door de straten trok.
Melkboer (Melkventer)
Verkocht verse melk en zuivelproducten aan huis. De melkboer ging vaak langs de deur met een kar of later een fiets.
Schillenboer
Haalde schillen en ander keukenafval op bij huishoudens, wat werd gebruikt als veevoer of om compost te maken.
Stadsomroeper (Omroeper)
Een officiële boodschapper die nieuws, aankondigingen of wettelijke besluiten luidkeels verkondigde op centrale plekken in de stad, vaak met een bel om de aandacht te trekken.
Metzelaar, Metselman (Metselaar)
De metselaar bouwde muren en andere constructies van bakstenen en stenen. Hij speelde een belangrijke rol in de opkomst van steenbouw, waarbij vakmanschap essentieel was voor de stabiliteit en duurzaamheid van gebouwen.
Bezembinder
Maakte bezems van takken, stro of riet. Dit ambacht was essentieel voor het onderhoud van straten en huizen.
Touwslager (Touwer)
Maakte touwen en kabels, vaak met een speciale ’touwbaan’. Dit beroep was onmisbaar in de scheepvaart en industrie.
Marconist
Een radiotelegrafist die berichten verstuurde en ontving met de morsecode. Dit beroep werd vooral in de 20e eeuw van groot belang op schepen en in het leger.
Ketellapper
Repareerde potten, pannen en ketels. Hij ging vaak van deur tot deur om huisraad te herstellen.
Gouvernante
Een lerares die in rijke huishoudens woonde om kinderen privéonderwijs te geven. Ze verzorgde vaak het onderwijs in talen en etiquette.
Olieman
Verkocht en leverde olie aan huishoudens en bedrijven. Olie was nodig voor lampen en als brandstof in de industriële revolutie.
Lantaarnopsteker (Lantaarnopsteker)
Stak straatlantaarns aan en doofde ze weer bij zonsopgang. Met de komst van gas- en elektrische verlichting verdween dit beroep.
Kolenboer
Verkocht en leverde kolen aan huishoudens en bedrijven. Kolen waren de belangrijkste brandstofbron voor koken en verwarming.
Kruidenier
Verkocht basisvoedsel en huishoudelijke artikelen. Kruidenieren waren de voorgangers van de moderne supermarkt.
Marskramer
Een reizende handelaar die allerlei koopwaar, zoals textiel, sieraden en huishoudelijke spullen, verkocht. Vaak ging de marskramer langs de deur.
Letterzetter (Typograaf)
Stelde teksten samen door loden letters op een zetsel te plaatsen. Een belangrijk beroep in de drukkerij-industrie voor boeken en kranten.
IJsdrager
Leverancier van ijsblokken voor huishoudens en bedrijven die koeling nodig hadden, vooral voor het bewaren van voedsel.
Leidgieter (Loodgieter)
Vervaardigde en installeerde metalen leidingen, vaak van lood, voor water- of gasvoorziening. Dit ambacht was essentieel voor het transporteren van water en andere stoffen binnen gebouwen.
Veerman
Bracht mensen en goederen met een veerboot over rivieren en kanalen. Veermannen waren essentieel voordat bruggen gebruikelijk werden.
Dienstverlening en Huisarbeid
Dienstbode
Een algemene huishoudelijke hulp die diverse taken uitvoerde, van schoonmaken tot koken. Dienstbodes waren gebruikelijk in welgestelde huizen.
Koetsier
Bestuurde een koets, vaak voor rijke families of als openbaar vervoer in steden. De koetsier zorgde ook voor de paarden.
Dienstmeid
Een vrouwelijke bediende die huishoudelijke taken uitvoerde. Dienstmeiden waren vaak van lagere komaf en woonden vaak bij hun werkgever in.
Landarbeider (Seizoensarbeider)
Werkte op het land, vaak op basis van seizoenswerk. Landarbeiders hielpen met oogsten, zaaien en andere zware klussen.
Arbeider
Een algemeen beroep in de fabrieken, mijnen en andere industrieën die tijdens de industriële revolutie opkwamen. Arbeiders werkten onder zware omstandigheden.
Landman (Boer, Landbouwer)
Deed aan landbouw en veeteelt, vaak met familie op een kleine boerderij. De boer produceerde voedsel en vaak ook andere landbouwproducten.
Ambachten en Handwerk
Bierbrouwer (Brouwer)
Produceerde bier, dat vroeger een basisdrank was, vaak veiliger om te drinken dan water. Elke stad had zijn eigen brouwers.
Molenaar
Beheerde en bediende een wind- of watermolen voor het malen van graan, zaad persen, of hout zagen. Molenaars waren essentiële figuren in dorpen.
Wever
Maakte textiel door het weven van wol, linnen of katoen op een weefgetouw. Wevers werkten zowel thuis als in werkplaatsen.
Schoenmaker (Schoenlapper)
Maakte en repareerde schoenen. De schoenmaker was onmisbaar omdat schoenen vaak hersteld werden in plaats van vervangen.
Bakker
Bakte brood en andere producten, en verkocht deze aan de lokale bevolking. Brood was een basisvoedingsmiddel, en de bakkerij een centrale plaats in het dorp of de stad.
Boekbinder
Herstelt en bind boeken in, waarbij hij losse pagina’s samenbrengt en stevige omslagen maakt.
Kleermaker
Maakte kleding op maat. Kleermakers werkten zowel voor de gewone man als voor de elite met duur textiel.
Hoedenmaker (Modist)
Maakte hoeden en hoofddeksels. Hoedenmakers waren in de mode-industrie van groot belang, vooral voor de elite.
Zilversmid
Vervaardigde sieraden en gebruiksvoorwerpen van zilver. Dit ambacht vereiste precisie en vakmanschap en was veelal gericht op welgestelde klanten.
Goudsmid
Maakte sieraden en andere voorwerpen van goud. Vaak een beroep dat van generatie op generatie werd overgedragen in gespecialiseerde families.
Rietdekker
Legde rieten daken op huizen en boerderijen. Dit ambacht was vooral populair op het platteland waar riet voorhanden was.
Handel en Vervoer
Koopman
Verhandelde goederen, van voedingsmiddelen tot stoffen en specerijen. Kooplieden speelden een belangrijke rol in de economie, vooral in handelssteden.
Schipper
Bemandde en bestuurde een schip voor het vervoer van goederen en mensen. Schippers speelden een cruciale rol in de binnenvaart en handel.
Visser
Ving vis, vaak als onderdeel van een vissersgemeenschap aan de kust of op de rivieren. Vis was een belangrijke bron van voedsel en inkomsten.
Reizende koopman (Kolonialenverkoper)
Verkocht specerijen, thee, koffie en andere koloniale goederen. Deze handelaren speelden in op de vraag naar producten uit de koloniën.
Bediende op kantoor (Klerk)
Werkte als administratief medewerker in een handels- of overheidskantoor, verantwoordelijk voor het bijhouden van financiële en juridische documenten.
Schuitvoerder (Schipper)
Vervoerde goederen of personen met een schuit over rivieren, kanalen en andere binnenwateren. Het was een belangrijk beroep in de tijd vóór moderne vervoersmiddelen, vooral in waterrijke gebieden zoals Nederland, waar transport via het water essentieel was voor handel en logistiek. Schuitvoerders konden zowel particuliere als commerciële ladingen vervoeren.
.
Gezondheid en Zorg
Chirurgyn
Gespecialiseerd in praktische medische handelingen, zoals operaties, wonden behandelen en amputaties. Ze hadden vaak minder academische opleiding dan artsen.
Apotheeker
Bereidde en verkocht medicijnen op basis van kruiden, mineralen en andere stoffen. Ze waren de voorloper van de moderne apotheker.
Barbier (barbier-chirurgyn)
Combineerde haarverzorging met medische handelingen zoals aderlaten, tandextracties en eenvoudige chirurgische ingrepen.
Kruidenvrouw (kruydekenster)
Verkocht en adviseerde over medicinale kruiden en remedies, gebaseerd op traditionele volksgeneeskunde. Ze werden vaak ook toveressen genoemd als hun werk als dubieus werd beschouwd.
Vroetwijf (vroedvrouw)
Bood zorg bij bevallingen en richtte zich op de gezondheid van moeder en kind. Vaak werkzaam op basis van ervaring.
Medicus (arts, docter, medicijnmeester)
Academisch opgeleid in theoretische geneeskunde, gericht op diagnose en behandeling volgens klassieke medische principes (zoals die van Hippocrates en Galenus).
Quacksalvers (kwakzalvers)
Rondreizende genezers die twijfelachtige remedies aanboden. Ze verkochten vaak ‘wondermiddelen’, soms gebaseerd op kruiden of chemische preparaten.
Pestmeester
Gespecialiseerd in de bestrijding en zorg tijdens pestepidemieën. Verzorgde zieken, zorgde voor het ontsmetten van huizen en het afvoeren en begraven van pestslachtoffers. Ze droegen vaak herkenbare kleding, zoals het beroemde “pestmasker” met een lange snavel.
.
Lokaal Bestuur en Ordehandhaving
Schout (Schout en Baljuw)
Was de hoogste lokale bestuurder, vergelijkbaar met een burgemeester. Hij was verantwoordelijk voor de handhaving van de wet, het toezicht op de rechtspraak en het vertegenwoordigen van de gemeenschap.
Schepen (Schepenen)
Schepenen waren leden van het stadsbestuur en vervulden rechterlijke functies. Ze werden aangesteld om geschillen op te lossen en recht te spreken binnen de gemeente.
Burgemeester (ook wel “hoogheemraad” in bepaalde gebieden)
Het gezicht van het lokale bestuur en had de taak om de stad of het dorp te besturen, de orde te handhaven en te zorgen voor de uitvoering van gemeentelijke beslissingen.
Secretaris (Stadsschrijver)
Verantwoordelijk voor de administratie van de stad of het dorp, het bijhouden van documenten en het opstellen van notulen tijdens vergaderingen.
Baljuw
Een plaatselijke gerechtsdienaar die de rechtspraak uitvoerde, vaak met de taak om rechtsbeslissingen af te dwingen. Hij had ook de verantwoordelijkheid voor de politie- en veiligheidsfunctie op het platteland.
Dijkgraaf (Dijkgraaf, Heemraad, of Hoogheemraad)
De dijkgraaf had de leiding over het beheer van waterwerken, zoals het onderhoud van dijken en sluizen, om de regio te beschermen tegen overstromingen. Dit was een belangrijke functie in gebieden waar waterbeheer cruciaal was.
Heemraad (Heemraad)
Heemraden waren de assistenten van de dijkgraaf en hadden toezicht op de waterhuishouding, waaronder het beheer van dijken, sloten en rivieren.
Stadsomroeper (Stadsomroeper, of Heraut)
De stadsomroeper kondigde belangrijke mededelingen en aankondigingen aan de stadsbevolking aan. Hij maakte bijvoorbeeld bekend wanneer markten werden gehouden of wanneer er gevaar was, zoals een brand of oorlogsdreiging.
Poortwachter
Bewaakte de stadspoorten en controleerde wie in of uit de stad ging. Hij zorgde voor de veiligheid, het innen van tol en de controle van handelsgoederen en passanten.
Veldwachter
Een soort politieagent op het platteland die de orde handhaafde vanaf de Franse tijd. Veldwachters hadden een belangrijke rol in dorpen zonder eigen politiemacht. Vaak gewapend met snor en zwaard.
Stadswachter (Nachtwaker)
Zorgde voor de openbare veiligheid, vooral ’s nachts, en waarschuwde bij gevaar.
Schutter (Schutterij)
Verdedigde de stad en handhaafde de orde, vaak bij grote evenementen of dreiging van buitenaf.
Brandmeester
Leidde het blusteam, hield toezicht op brandveiligheid en zorgde voor brandpreventie.
Geldschieter of Tolcollector
Inde belasting op handelsgoederen die de stad binnenkwamen, essentieel voor de economie
.
.
Bovenstaand overzicht is natuurlijk niet compleet (ik voeg regelmatig beroepen toe), maar het laat wel zien welke verschillende beroepen onze voorouders uitoefenden en hoe elk van deze rollen paste in de samenleving en economie van hun tijd. Ieder beroep speelde een belangrijke rol in het dagelijks leven en bepaalde vaak de status van iemand binnen de gemeenschap.
.
.
Oude etsen en gravures van Jan Luyken
Tot slot hier nog een aantal van de tekeningen van Jan Luyken (1649-1712) en zijn zoon Caspaarus, die in de 17e eeuw een groot aantal ambachten in etsen en gravures voor ons vastlegden. Deze gingen altijd gepaard met wat toepasselijke proza en poëzie. Voor de liefhebbers heb ik onderstaand 2 pdf-boeken met ieder 100 van deze prenten:
Het Menselyk Bedryf – Johannes en Caspaarus Luyken (uit 1694 – 10,1 mB)
Menselyke Beezigheeden – Jan Luyken (uit 1695 – 12,1 mB)
.
.
Bijzonder beroep?
Had een van uw voorouders een bijzonder beroep? Laat het dan eens weten via het contactformulier. Dan kan ik deze wellicht toevoegen aan de lijst. Alvast dank.
.