Een voormalige vestingstad als Grave beschikt over vele prachtige gebouwen en oude monumenten. Onderstand worden enkele daarvan nader behandeld. Verder op deze pagina treft u een fotogalerij aan met Graafse beelden en gevelstenen.
De kanonnen aan de Maas:
Twee bronzen kanonnen staan in een rondeel aan de Maaskade. Deze kanonnen dateren uit de tijd dat Napoleontische troepen Grave hadden bezet. De kanonnen dragen beide een naam: L’intriguant, gemaakt in 1778 en Le Partisan, gemaakt in 1787. De kanonnen zijn gemaakt door de Fransman J. Berenger. Het gewicht van de bronzen kanonnen bedraagt ca. 3.280 kg.. De kanonnen zijn zogenaamde voorladers waarbij het kaliber (de kogelmiddellijn) 12 centimeter bedraagt. De kanonnen zijn geplaatst op ijzeren affuiten. Bij het begin van de Eerste Wereldoorlog stonden er langs de Maaskade nog 23 Franse kanonnen. Ondanks de neutraliteit van Nederland in die tijd, moest toch het wapenarsenaal op peil gehouden worden. Maar omdat er te weinig brons was, werden in verschillende vestingsteden in Nederland, waaronder Grave, alle oude kanonnen opgehaald en omgesmolten. Als pleister op de wonde kreeg Grave toen deze twee Franse kanonnen cadeau. Het officieel afschieten van de kanonnen vond voor het laatst plaats in 1930. Tot die tijd werden de kanonnen nog afgeschoten als waarschuwing, dat binnen één dag de Beersche Overlaat (een kunstmatige overloop in de dijk ter hoogte van het dorp Beers) in werking zou treden. Hierdoor liepen de landerijen rond de stad Grave onder water. Het kanonschot was een teken voor de boeren, dat het vee binnengehaald moest worden. Tegenwoordig worden de kanonnen alleen nog tijdens speciale, feestelijke gelegenheden afgeschoten.
De St. Elisabethkerk:
De St. Elisabethkerk werd waarschijnlijk gesticht omstreeks 1240 tijdens de bestuursperiode van Hendrik III van Cuyk (1233-1268) als een kleine Romaanse kerk. Deze kerk werd toegewijd aan Elisabeth van Thüringen, die in 1235 door Paus Gregorius IX werd heilig verklaard. De fundamenten van de Romaanse kerk zijn tijdens restauratiewerkzaamheden in 1979-1989 aangetroffen in het middenschip van de huidige kerk. Jan I van Cuyk (1264-1308), zoon en opvolger van Herman II, heeft vanaf 1290 maar liefst 18 jaar laten bouwen aan de kerk. In 1308 werd de kerk verheven tot kapittelkerk waaraan een college van kanunikken was verbonden dat de bisschop assisteerde bij het bestuur van het bisdom. Mogelijk door toedoen van Jutta van Nassau, de tweede vrouw van Jan I van Cuyk en bloedverwant van de H. Elisabeth, komen relikwieën van Elisabeth in 1312 naar Grave. Bij de grote stadsbrand in 1415 ging ook de kerk in vlammen op. De restauratie was aanvankelijk provisorisch. De herbouw vond pas plaats onder het bestuur van Arnoud van Gelder (1423-1473), waarna tussen 1506 en 1516 de kerk werd vergroot en in 1535 uitgebreid met hooggewelfde kruisarmen. Zo werd de St. Elisabethkerk in die tijd de grootste kruiskerk van Nederland. Achter haar vleugels bevonden zich vijf lage dwarspanden. De twee laatste dwarspanden aan de noordzijde omsluiten de oorspronkelijk Romaanse toren met uurwerk en klokkenspel. Liefst zeventien altaren herbergt de St. Elisabethkerk dan onder haar bogen, bestemd als gilde-altaren voor ambachts- en schuttersgilden en kerkelijke broederschappen.Vooral de belegeringen van de vestingstad Grave hebben in de loop der eeuwen grote verwoestingen aan de kerk aangericht. De dwarspanden werden onherstelbaar beschadigd. De torenspits met klokkenspel en een deel van het middenschip werden weggeschoten tijdens het zware beleg in 1674. Het herstel was provisorisch en drie van de vijf dwarspanden werden niet herbouwd. Alleen de buitenmuren ervan bleven tot op de dag van vandaag staan. Het beleg van 1794 brengt wederom veel schade toe aan de kerk. Dankzij bisschop Van de Velde de Melroy, die zijn zetel in Grave had en wiens graf zich in de kerk bevindt, kon de kerk enigszins worden gerepareerd en voorzien van fraai kerkinterieur. In 1874 sloeg de bliksem in de toren. De toren brandde uit en stortte gedeeltelijk in. Voor restauratie was geen geld, een markant punt in het stadssilhouet moest daarom worden gesloopt. Het kerkplein laat duidelijk zien dat de St. Elisabethkerk heden ten dage een bescheidener omvang heeft gekregen. Hoewel in de loop der jaren diverse restauraties plaatsvonden, moest toch in 1971 wegens toenemend verval de kerk worden gesloten. Dankzij de inspanningen van velen en met behulp van overheidssteun kon men de kerk in 1974 grondig gaan restaureren. Op de feestdag van de H. Elisabeth (19 november) werd de kerk in 1981 door H.K.H. Prinses Margriet feestelijk geopend.
Buitenzijde van de St. Elisabeth
Aan de noordkant van de St. Elisabethkerk bevindt zich in de top van de transeptgevel een prachtig reliëf. Dit reliëf stelt de engel Gabriël voor die de blijde boodschap brengt aan Maria. Op het reliëf zijn nog kleursporen aanwezig in rood, geel en zwart. Aan de noordzijde van de kerk bevindt zich nog een deel van het vroegere kerkhof. Aan de oostzijde van de St. Elisabethkerk ligt een straatje, “Achter de kerk” genaamd. Daar stonden tot 1907 kleine huizen, gebouwd tussen de steunberen van de kerk. Aan het einde van het straatje tegen de kerk stond voorheen een koffiehuis en café. Na een brand is het huidige trapgevelhuis gebouwd naar het voorbeeld van een gravure uit 1732. Het huis draagt de toepasselijke naam “De Kerkleuner”. Aan de Marktzijde, de zuidkant, valt direct de renaissancegevel op. Deze gevel wordt gekenmerkt door het samenspel van natuur- en baksteen, gemarkeerd door horizontale banden. De gevel is van de hand van de Italiaanse ontwerper Alexander Pasqualini en dateert uit 1535. Aan de westzijde van de St. Elisabethkerk bevinden zich de restanten van de vroegere toren en dwarspanden. Op en in het plaveisel is met verhogingen en markeringen aangegeven waar de toren en kerkpilaren stonden. De nieuwbouw aan de westzijde als verbinding van de oude kerk naar het heden is een ontwerp van architect Walter Kramer. Deze architect begeleidde de laatste restauratie.
Interieur van de St. Elisabethkerk
Bij binnenkomst via de moderne aanbouw valt direct het oog op het barokke lindehouten hoofdaltaar, geschilderd in marmerstructuur. Dit hoofdaltaar stamt uit het begin van de 18e eeuw en is afkomstig uit Vlaanderen. Het altaarstuk is een kopie van het schilderstuk “de kruisiging” van Anthonie van Dijck (1599-1641) uit de St. Romboutskathedraal te Mechelen. De tien meter lange communiebank is eveneens Vlaams en dateert van 1758. Bijzondere aandacht verdient de 17e eeuwse, eikehouten preekstoel, gemaakt door Ludovicus Willemsen uit Antwerpen. Onder de kuip staat een bijna levensgroot beeld van Franciscus van Assisi. In het noordbeuk staat het praalgraf van Arnoud van Gelder, die als heer van Grave een belangrijke rol heeft gespeeld voor de stad. Hij werd in 1473 in de St. Elisabethkerk begraven in een fraai praalgraf op het hoogkoor. Dit graf werd onherstelbaar beschadigd bij het beleg van Grave in 1794. In 1802 werd dit vervangend arduinstenen monument voor hem opgericht. Fraai zijn ook de twee eikehouten biechtstoelen, één uit 1713 en de andere uit ongeveer dezelfde tijd. De herkomst van beide biechtstoelen is onbekend. De beide eikehouten, gemarmerde zij-altaren zijn van Vlaamse herkomst en dateren van rond 1700. Ze zijn moge-lijk vervaardigd in de omgeving van Ludovicus Willemsen uit Antwerpen. In het kleine tabernakel in het Maria-altaar staat een 17e eeuws palmhouten Mariabeeldje. De overige beelden in de kerk zijn voor een groot deel vervaardigd door Petrus Verhoeven uit Uden en Walter Pompe uit Lith. Het orgel is vervaardigd in 1864 door de bekende orgel-bouwer Smits uit Reek. Op dit orgel staan de beelden staan van St. Cecilia, paus Gregorius en St. Ambrosius. De beide muurschilderingen boven de zij-altaren zijn aan-gebracht door J.M. Hermans in 1904 en 1906 naar schetsen van dr. P. Cuypers, de architect van o.a. het Rijksmuseum te Amsterdam. Deze Cuypers staat op een van de schil-deringen afgebeeld. Hermans schilderde in het hoogkoor ook drie taferelen uit het leven van de H. Elisabeth. Helaas zijn deze schilderingen verwijderd bij de jongste restauratie. Ook de kruiswegstaties zijn vervaardigd door Hermans. Tot slot de grafzerken in de kerkvloer. Tijdens de laatste restauratie zijn veel van deze zerken teruggevonden onder de vloer van het hoogkoor. De zerken zijn op willekeurige plaatsen in de vloer (terug)gelegd. Onder één van de zerken op het hoogkoor ligt begraven Monseigneur Van de Velde de Melroy, die hier van 1802 tot 1811 zijn bisschopszetel had. Aan zijn inspanningen is het waarschijnlijk te danken dat zo veel kerkinterieur uit Vlaanderen naar Grave is gekomen.
De Hampoort:
De naam “Hampoort” is afgeleid van “ham”, een algemene benaming voor een bij water gelegen stuk grond, een griend. Van de oude vestingpoorten van Grave is de Hampoort als enige overgebleven. De Hampoort van nu heeft voorgangers gekend. De oudst bekende vermelding spreekt in 1309 van een huis bij de Hampoort. Deze Hampoort stond niet op de plaats van de huidige. In 1626 is op bevel van de Staten-Generaal de Hampoort verlegd naar de buurt van de kruising Hamstraat-Gasthuisstraat. Deze nieuw gebouwde Hampoort kwam in het kader van nieuwe inzichten over vestingbouw midden in een courtine te liggen en kreeg ter beveiliging een ravelijn voor zijn neus. De poort uit 1626 werd niet gesloopt, maar heeft in elk geval tot 1751 dienst gedaan als woning. Tijdens het beleg en verovering van Grave door prins Willem III in 1674 werden stad en vestingwerken zwaar beschadigd. De bouw van de nieuwe vesting Grave na de Vrede van Nijmegen (1678) was een onderdeel van een algehele vernieuwing van het Nederlandse vestingstelsel. De nieuwe vesting Grave kreeg een geheel nieuw aanzien en werd gebouwd volgens de zgn. Franse methode. De bouw ervan duurde van 1680 tot 1689. In 1686 begon men aan de bouw van de huidige Hampoort, welke gereed kwam in 1688, zoals op de fraaie buitengevel is te zien. De Vestingwet uit 1874 past in de nieuwere visie van de 19e eeuw, waarin vestingen als versterkt militair centrum een gepasseerd station waren. Weer werden vestingen voor ontmanteling aangewezen, o.a. Grave. Daarom moesten de verdedigingswerken worden gesloopt. De totale sloopperiode in Grave heeft geduurd van 1876 tot 1914. Gelukkig ontsnapte de Hampoort aan de sloopwoede.
De bouwstijl:
De Hampoort wordt één der merkwaardigste poortgebouwen van Nederland genoemd. Dit komt door zijn klassieke Nederlandse barokstijl, in zgn. Palladiaanse pilasterorde en bandverdeling uitgevoerd. Het raadhuis in Den Bosch vertoont veel kenmerken van deze stijl. Eeuwenlang heeft men aangenomen, dat de bekende vestingbouwer Menno van Coehoorn de Hampoort gebouwd heeft. Gedegen historisch onderzoek heeft echter aangetoond dat hij in elk geval niet de bouwmeester van de Hampoort is. Wie hem dan wel gebouwd heeft is niet zeker. Het gebouw is opgetrokken uit kalk-/zandsteen en baksteen. Het bestaat uit een met ribloze kruisgewelven overdekte doorgang die aan de stadszijde uitmondt in een eveneens met ribloze kruisgewelven overdekte hal, waarin twee vrijstaande pijlers met aan beide zijden een overdekte ruimte. Dat in de doorgang twee knikken zijn aangebracht, is niet toevallig. Een poort is immers het zwakste deel van het verdedigingsstelsel. Door er nu knikken in aan te brengen, werd het onmogelijk om met een kanon of met geweren dwars door de poort te schieten. De totale lengte van het gebouw bedraagt 40 meter. Als men vanaf de stadszijde, de twee grote (originele) houten dubbele deuren is gepasseerd komt men aan de gracht. Het timpaan aan de landzijde omvat naast het jaartal 1688 de wapens van de Republiek der Verenigde Nederlanden en dat van prins Willem de Derde van Oranje.
Het gebruik:
De poortruimten boden in de 17e en 18e eeuw onderdak aan twee bataljons voetvolk ter sterkte van circa 1300 (!) soldaten. Alhoewel men het in die tijd niet zo nauw nam met de legering van soldaten, lijkt dit aantal enigszins overtrokken. In tijden, dat er geen troepen in Grave waren gelegerd, deed het gebouw enkel dienst als toegangspoort en in voorkomend geval konden doortrekkende troepen daar overnachten. Rond 1814 werd de poort gebruikt als bakkerij en als militair hospitaal. Zelfs de portalen werden als hospitaal gebruikt. Het gebouwtje aan de rechtervleugel deed dienst als toilet voor soldaten en voor officieren. In de vloer van de rechtervleugel is de fundering nog te zien van de vroegere ronde bakovens. De linkerruimte is later meer dan een eeuw (tot 2006) in gebruik als (dienst)woning. Nu is daar het Graafs Museum gehuisvest. De rechtervleugel met het aangrenzende voormalige toiletgebouwtje is sinds 1993 in gebruik door het Graafse Cloveniersgilde als gildekamer en kruisboogschietbaan.
De gildekamer:
Na de restauratie van de Hampoort in 1990 zocht de gemeente naar een zinvolle invulling van het gebouw. Het Cloveniersgilde was al enige tijd op zoek naar een ruimte voor een kruisboogbaan/gildekamer en de gemeente trok geld uit voor de renovatie van de rechtervleugel van de Hampoort. Tijdens de werkzaamheden kwam aan het licht, dat het grote poortgebouw zeer waarschijnlijk gebouwd is tegen het “bijgebouwtje”, dat nu dienst doet als keuken/toilet/garderobe. Het is (nog) niet bekend, welke functie dat gebouwtje had, vóórdat de Hampoort er tegenaan werd gebouwd. Bij het maken van een doorbraak naar het bijgebouwtje kwam de schoorsteenopening tevoorschijn van de grote schouw, waarvan de kalkstenen steunen nog zichtbaar zijn.
Graafsch Museum:
Sinds enkele jaren is het Graafsch museum gevestigd in de linkervleugel van de Hampoort. Wellicht een uitgelezen gelegengheid voor u om de Hampoort eens van dichtbij te gaan bekijken en meteen ook een bezoek aan het museum te brengen. Bezoek de website van het museum voor meer informatie.
Het Arsenaal:
Het Arsenaal heeft een lange geschiedenis. Het staat op de plaats waar vroeger het Kasteel van Grave stond. Bij het moderniseren van de vestingwerken in 1688 is dit kasteel gesloopt. Alleen de hoofdpoort bleef staan en werd in gebruik genomen als kruitopslagplaats. Later is dit gebouw omgebouwd tot kapel. Op de plaats van de hoofdburcht is toen een cavalier (ook wel: kat, een aarden wal) opgeworpen met daaronder kazematten.
De overige bebouwing dateert uit de 16e eeuw. Het is eerst in gebruik geweest als `s Lands Magazijn, ook wel Arsenaal. In 1818 verscheen er elders in de stad een Klein Arsenaal, waardoor het Arsenaal voortaan Groot Arsenaal genoemd werd. Na de ontmanteling van de vestingwerken is het Arsenaal in gebruik geweest als rijkspsychiatrische inrichting (1898-1973), gevangenis (1973-1993) en als tijdelijk verblijf van de jeugdgevangenis Hunerberg (1993 – 1996). Weer later werd het gebouw in gebruik genomen als woonwinkel voor meubels en binnenhuisinrichting. De bekende ontwerper Jan des Bouvrie verbond daar zijn naam aan. Vanaf 2005 stond het Arsenaal leeg en het zou tot 2022 duren voordat er weer een nieuwe bestemming voor het gebouw werd gevonden. Nu zit er een meubelgroothandel en een restaurant in.
Brugkazamatten:
Op een terp in de uiterwaarden van de Maas, vlak bij de verkeersbrug en het poldergemaal Van Sasse, ligt een brugkazemat, ook wel brugkazemat Noord. De kazemat is gemaakt van gewapend beton en telt twee verdiepingen. Oorspronkelijk was de kazemat bewapend met kanon en mitrailleur.
Aan de provinciale weg N324, nabij de bocht naar de verkeersbrug, ligt ook een kazemat, kazemat Zuid. Ook deze kazemat is gemaakt van gewapend beton, telt eveneens twee verdiepingen en was oorspronkelijk uitgerust met een mitrailleur en een kanon.
Beide kazematten zijn gebouwd in de dertiger jaren van de twintigste eeuw. Zij dienden ter verdediging van de (verkeers)brug die de Brabantse en Gelderse oever met elkaar verbindt.
Beide kazematten zijn, zowel door de hoofdvorm als de detaillering, hun functie in het verdedigingscomplex Grave, als ook de situering in het rivierlandschap en door de gaafheid van het complex, van grote cultuurhistorische waarde.
In kazemat “Noord”, zie foto, is een kleine expositie ingericht. Als de vlag uitsteekt is de kazemat geopend
Militaire commandopost Hoofdwagt Grave
De Hoofdwagt kent een lange en rijke historie. Voor zover bekend bestaat er slechts één tekening van de Markt en latere Hoofdwagt in Grave van vóór 1699. Dat is onderstaande tekening, gemaakt door Joshua de Grave, op de dag nauwkeurig gedateerd: 27 november 1675 (BHIC GRA0456). Rechts is de St. Elisabeth duidelijk herkenbaar. Volgens het bouwbestek uit 1699 is de Hoofdwagt gebouwd “op het affgebroocken kerckhoff op de muer van het huijs van de Grafftemaecker…”. Oftewel, de Hoofdwagt is gebouwd op oudere fundamenten, van resp. het grafdelvershuis en de oude kerkmuur. Waarschijnlijk is dus het eerste huis achter de bomen het “huijs van de Grafftemaecker”. Dat komt in ieder geval heel goed overeen met de locatie van de Hoofdwagt.
Het bouwjaar van de Hoofdwagt is 1699. Maar het pand is niet gebouwd als Hoofdwagt. Oorspronkelijk was het een Vleijshal (vleeshal dus) oftewel een soort centrale slagerij. Alle Graafse slagers waren verplicht om hun vlees daar te verkopen. Ze konden er een stalletje huren om hun waren aan de man te brengen. De opbrengsten vielen echter tegen en dus werd het pand in 1727 verkocht aan de Raad van State, die er een hoofdwacht van maakte: De centrale commandopost voor de vestingstad Grave. Een functie die het gebouw van 1727 tot 1892 zal hebben.
In 1893 wordt een gedeelte van de Hoofdwacht verkocht aan C.H. Degeman, slager, die in datzelfde jaar een runder– en varkensslachterij en vleesrokerij in het pand begint. In 1938, op de vooravond van de Tweede Wereldoorlog, neemt W.C. van Run de zaak over. H.J. Kersten uit Lochem is de laatste slager die met zijn gezin in 1953 zijn intrek neemt in de Hoofdwagt. Vele inwoners van Grave en omstreken hebben tot op de dag van vandaag levendige herinneringen aan de slachterij en slagerswinkel van de familie Kersten. Vijftig jaar lang woont, leeft en werkt de familie Kersten in de Hoofdwagt. Geen wonder dat er nog vaak wordt gesproken over “het pand van Kersten”!
Bron: bovenstaande tekst is afkomstig van de website www.hoofdwagt.nl. Wilt u meer weten over de geschiedenis van de Hoofdwagt en de restauratie/verbouwing daarvan, dan kan ik u deze website aanraden.
Het Oude Stadhuis van Grave
Het monumentale stadhuis dateert van 1615. In 1970 is het ingrijpend gerestaureerd en zoveel mogelijk teruggebracht naar de situatie van rond 1750. De inrichting is geheel in stijl, met glas in lood ramen, grote zilveren kandelaars en oude tegeltjes. Een unieke locatie, gelegen op een uniek plekje in het hartje van Grave.
Trouwen in dit stadhuis betekent trouwen bij kaarslicht en onder de tonen van Lohengrin’s bruidsmars uit een authentieke muziekdoos (Simphonion, Breveté patent). Na het huwelijk zal de bode het bruidspaar begeleiden naar het bordes en zorgvuldig aanwijzingen geven. Volgens het strafrecht uit het verleden is de linkertrap voor de schuldigen. De trap voerde rechtstreeks naar de galg. De rechtertrap was voor de vrijgesprokenen en nu voor gehuwden. Neemt u per ongeluk de verkeerde trap dan is het huwelijk tot mislukken gedoemd, zo luidt het verhaal in de volksmond. Bijgeloof?! Wie zal het zeggen? Maar durft u de gok te wagen?