Het lijkt wel of het stadje Grave aan de Maas in Noordoost Brabant zijn kleine straatjes voor de bezoeker geheim houdt. Deze stegen staan nauwelijks aangegeven in folders en in de stadswandeling, die de VVV uitgeeft. En ze zijn zo mooi, die zeer smalle straten, licht gebogen, met weelderige klimop over de oude muren. Hier en daar zijn muren splinternieuw. Er wordt namelijk druk gerestaureerd in deze stad, die door de eeuwen heen heeft geleden onder het geweld van zeven oorlogen en vele kleine schermutselingen. Wij verklappen U enkele namen van de kleine straatjes: Weversgang, Reed van Batavia, Visserijstraat, Papengang, Goudsmedenpad.
Het Goudsmedenpad, een zijstraat van de Hamstraat die naar de Hampoort leidt, wordt overkluisd door karakteristieke bogen, die de muren tegen instorten behoeden. Zien de huizen er hier en daar aan de voorkant niet al te boeiend uit, dan kiest men de ‘sluip’-paadjes om de achterkanten te bekijken, die door de oudheid van stijl de verweerdheid van de stenen zeer de moeite waard zijn. Zo ontwaart men tussen de villa’s aan de St. Elisabethstraat -tegenover Theofaan, het blindeninstituut- de achterkanten van de Gasthuisstraat. Het metselwerk van de zijmuur van een huis valt wel zeer op. De hele muur is in golvende banen gemetseld.
De Gasthuisstraat is een van de oudste straten. Hier staat het voormalige St. Catharina-gasthuis, dat in 1290 door de liefdadige Jan van Cuyck is gesticht voor ‘kranke en ellendige inwoners van de stad Grave’. De heren van Cuyck hebben de stad gesticht in de twaalfde eeuw. Zij bezaten een kasteel dat in de zestiende eeuw verwoest is. Het kasteel heeft veel bewoners gehad, die zich in de loop der eeuwen meester hebben gemaakt van Grave. Na de heren van Cuyck kwamen de Brabanders en de Geldersen. Niet allen waren zo goed als Jan van Cuyck. Vooral Adolf van Gelder was een ontaard man. Na een samenzwering lichtte Adolf zijn rechtschapen vader Arnoud uit zijn bed in het kasteel van Grave en bracht hem gevankelijk naar het slot in Buren. Deze laffe daad deed hij om zelf aan de macht te komen, hetgeen wel lukte maar later werd toch zijn vader in ere hersteld. Als herdenking aan deze geplaagde vader kunt U nu een grafmonument in de St. Elisabethkerk bewonderen.
De vorm van de oude vesting is nog steeds te herkennen in Grave aan de loop van de singels en groenpartijen. De naam Menno van Coehoorn, die de bouw van veel vestingwerken in Nederland op zijn naam heeft staan, is aan Grave verbonden. In de zeventiende eeuw zijn onder zijn leiding nieuwe vestingwerken gebouwd, met als bekroning de Hampoort (1688), die het van Coehoornmonument wordt genoemd. De poort – van kalk- en zandsteen- is nog helemaal intact. Het is een angstaanjagend massief bouwwerk, waar het nu in de grote hal, goed verstoppertje spelen is en waar vroeger manschappen voetvolk de strijd afwachtten. Het is een fraai staaltje van Nederlandse classicisme. Boven de kolossale pijlers rust een overkoepeling van ribloze kruisgewelven.
De jachthaven ‘de Stuw’ ligt in de Nieuwe Haven, naast het bastion. Via de kromme hellende Havenstraat komt men van de jachthaven een schilderachtig gedeelte van Grave binnen. Rechts het spel van daken van de Nederlands Hervormde Kerk, een oude zeer hoge kapel (1526) van een voormalig begijnhof, met een fraai uitgemetseld traptorentje. Links het massieve pand van de voormalige kazerne, die een beetje doet denken aan de sombere Franse woonkazernes (een voorproefje als we van plan zijn om via de Maas naar Frankrijk te varen).
Dan staan we -gekomen via de Ruyterstraat- ineens aan de Maaskade, onder kastanjebomen en zien over de vestingmuren de rivier, met in de vertje de bomenrij in perspectief, onder ons op de rivier de roeibootjes, liggend voor de stroom en de rustig varende vrachtschepen. Links de scheepswerf Grave en even verder de brug over de Maas. Een mooi rivierlandschap.
We staan bovenop een rond gedeelte van de muur. Het is een van de drie rondelen, die van de vestingwerken nog over zijn. Dit is een karakteristiek punt, want hier bevinden zich (Grave is een garnizoenstad) twee bronzen kanonnen op ijzeren affuiten. De kanonnen zijn glanzend en groen uitgeslagen, behalve een enkele versiering, hun namen – l’Intriguant en le Partisan -, de naam van de maker, de Franse L. Berenger, en de data 14 februari 1778 en 17 februari 1787. Het gewicht van de bronzen lopen bedraagt 3280 kilogram. Deze kanonnen verraden, zoals zoveel andere zaken, de Franse invloed in Grave.
De Fransen hebben Grave vaak belegerd, zoals in 1672 en in 1794. Veel huizen vertonen decoraties in Lodewijkstijlen, zoals de portalen van de huizen in de deftige Maas- en Rogstraat. Fijntjes is de pastelkleurige versiering van de voormalige herberg Pelikaan in de Brugstraat. De pomp op de Markt is ook versierd met Lodewijk motieven.
Terug naar de rivier. Onder de kastanjes de Maaskade volgend komt men bij de lusvormige pittoreske Oude Haven, die gevat is tussen hoge muren, waarin één rondeel. Achteraan staat een derde kanon, nu een eenvoudig exemplaar, op houten affuit. Vooraan wordt de Oude Haven – zéér smal – overspannen door een wit houten bruggetje. Het leidt hier naar een bosrijk pad dat de merkwaardige naam de Bomvrije draagt. In deze omgeving bevond zich rond 1845 het bomvrije arsenaal, waar de munitie en het kruit lagen opgeslagen in kelders, het bovengedeelte afgeschermd met een laag klei.
Langs de kade gaan we terug en slaan links van de kanonnen haaks de Visserijstraat in, een van de smalle straatjes, zodat we in het oude centrum komen. De pomp op de Markt is smal en zo hoog dat hij reikt tot het gebladerte van de lindenbomen. Dit is een rustiek plakje in de binnenstad, waar zich eveneens de ‘visstenen’ bevinden. gegroefde en verweerde natuurstenen banken, waarop men vroeger de vis verkocht die in de rivier werd gevangen. Uitgerust op de visstenen wandelen wij verder de Markt op waar deze Hoofdwagt heet, genoemd naar een blank gebouw dat vroeger de centrale commandopost van de vestingcommandant was.
Trouwerijen zullen weinig inspanning hebben gekost in Grave. De ingangen van de kerk en het stadhuis staan namelijk pal tegenover elkaar. Let eens op het mooie smeedijzeren hek aan de stadhuistrap. Het eenvoudige gebouwtje in een horizontale stijl is geheel nieuw opgetrokken naar oude tekeningen en plattegronden.
De St. Elisabethkerk, gesticht in 1290 door Jan van Cuyck, heeft evenveel geleden onder branden, beschietingen en andere rampen, als Grave zelf. In de strenge winter van 1783 werd de kerk zelfs als schietoefenterrein gebruikt. Na een restauratie in het begin van de 16e eeuw was de St. Elisabethkerk de grootste kruiskerk van Nederland. Een klein gedeelte hiervan is nu nog slechts over. De zeer hoge overgebleven dwarsschepen bepalen het panorame van Grave. Toen in 1564 de hoge kruisarmen nog meer verhoogd werden moest de torenwachter ontslag nemen, omdat hij de stad niet meer kon overzien. Er moest een nachtwacht aangesteld worden.
Eén van die vele lommerrijke plekjes om zo maar eens te zitten in Grave zijn de restanten van de oude torenvoet die zich op het oude kerkhof bevinden. Er zijn vele bezienswaardigheden in de kerk, die men ’s zaterdags en ’s zondags van tien tot elf kan bekijken. Ook kan men inlichtingen krijgen bij de VVV, die zich links in een klein gedeelte van de kerk bevindt. De kerk wordt goed gebruikt, want om het museum te bezoeken moet men achter in de kerk zijn. Het museumpje is gesticht door de archeologische vereniging van Grave “Graeft voort”, die unieke vondsten heeft gedaan in de boden in en rondom Grave. Romeinse vondsten, zoals een opschrift van een huis, duiden op Romeinse nederzettingen, die in de buurt van Grave moeten hebben gestaan. Er zijn ook voorwerpen uit een duizenden eeuwen ouderen periode, de midden steentijd, zoals kleine vuurstenen werktuigen. Het museum is gratis toegankelijk. Het is geopend van tien tot twaalf uur en van half twee tot half zes, dinsdags tot en met zondags. Dit geldt in de zomermaanden. In de herfst en winter zondags gesloten.
Een wandeling door Grave biedt een afwisselend beeld van verschillende geveltjes – vooral veel klokgevels. De Hamstraat heeft prachtig bewerkte huisjes, vooral vanaf nummer 23 tot en met 25. Terug via de Rog- en de Maasstraat komen we weer bij de Maaskade. Daar zien wij schoolkinderen paardje rijden op de bronzen kanonnen, op elk kanon ongeveer acht kinderen tegelijk! Deze vrolijkheid onder de kastanjebomen mag Grave wel hebben. Het stadje aan de Maas heeft zoveel meegemaakt en het heeft ook zijn naam – die iedere morgen zo bloedserieus wordt uitgesproken bij de Waterstanden – niet mee. Betekent ‘grave’ in het Frans niet ‘ernstig’?
Uit: “Motorboot”, september 1985.