Gemiddelde wind en windvlagen:
Wind ontstaat door de vereffening van luchtdrukverschillen tussen twee plaatsen. Wind stroomt van hoge luchtdrukgebieden naar lage luchtdrukgebieden en hoe groter het verschil in luchtdruk tussen deze gebieden, des te meer wind er zal waaien. Omdat wind pieken en dalen vertoont, geven weerstations de wind weer als gemiddelde over 10 minuten. De gemiddelde wind kan bijv. 6,5 km/u zijn, maar in die 10 minuten kunnen enkele windvlagen van 20 km/uur hebben plaatsgevonden. Ook wordt nogal eens de fout gemaakt, door Beaufort te koppelen aan windvlagen. Ook daar gebruikt men de gemiddelde snelheid gemeten over 10 minuten.
Omrekentool:
Vul in onderstaande handige tool een bekende waarde in onder Beaufort, Knoop, km/u of m/s in en klik vervolgens op “Berekenen”. De windsnelheid wordt dan ook in de andere eenheden getoond.
Schaal van Beaufort
De Schaal van Beaufort wordt gebruikt om de kracht van de wind aan te
duiden. De tabel werd in 1838 opgesteld door de Engelse marineman Sir Francis Beaufort, en was de eerste
poging om tot een standaardaanduiding voor windkracht te komen.
Beaufort maakte zijn indeling op basis van de manier waarop een zeilschip zich op zee kon voortbewegen. Kracht 0 betekent
‘geen vaart, we liggen stil’, bij kracht 12 kunnen geen zeilen meer gevoerd worden. De windsnelheden en andere omschrijvingen zijn later aan de schaal toegevoegd.
Bij het bepalen van de Beaufortwaarde wordt de gemiddelde snelheid over 10 minuten genomen. Beaufort wordt dus alleen gebruikt om de gemiddelde kracht aan te geven, en niet om de kracht van windstoten uit te drukken.
kracht |
benaming KNMI |
gemiddelde snelheid over 10 minuten (km/h) |
uitwerking boven land en bij mens |
uitwerking boven zee |
0 |
stil
|
0-1
|
rook stijgt recht of bijna recht omhoog | spiegelglad |
1 |
zwak
|
1-5
|
windrichting goed af te leiden uit rookpluimen | kleine golfjes, geschubd oppervlak |
2 |
zwak
|
6-11
|
wind voelbaar in gezicht, weerhanen tonen nu juiste richting, blad ritselt | kleine, korte golven |
3 |
matig
|
12-19
|
opwaaiend stof, vlaggen wapperen, spinnen lopen niet meer | kleine golven, breken, schuimkopjes |
4 |
matig
|
20-28
|
papier waait op, haar raakt verward, geen last van muggen meer | golven iets langer, veel schuimkoppen |
5 |
vrij krachtig
|
29-38
|
bladeren van bomen ruisen, gekuifde golven op meren en kanalen, vuilcontainers waaien om | matige golven, overal schuimkoppen, af en toe opwaaiend schuim |
6 |
krachtig
|
39-49
|
problemen met paraplu’s | grotere golven, schuimplekken, vrij veel opwaaiend schuim |
7 |
hard
|
50-61
|
het is lastig tegen de wind in te lopen of te fietsen | golven worden hoger, beginnende schuimstrepen |
8 |
stormachtig
|
62-74
|
twijgen breken van bomen, voortbewegen zeer moeilijk | matig hoge golven, schuimstrepen |
9 |
storm
|
75-88
|
schoorsteenkappen en dakpannen waaien weg, kinderen waaien om, takken breken af, alleen zwaluwen en eenden vliegen nog | hoge golven, rollers, zicht wordt slechter door schuimvlagen |
10 |
zware storm
|
89-102
|
grote schade aan gebouwen, volwassenen waaien om, bomen raken ontworteld, vogels blijven aan de grond | zeer hoge golven, zee wordt wit van het schuim, overslaande rollers, verminderd zicht |
11 |
zeer zware storm
|
103-117
|
grote schade aan bossen | extreem hoge golven, zee geheel bedekt met schuim, sterk verminderd zicht |
12 |
orkaan
|
>117
|
verwoestingen | lucht is vol met verwaaid water en schuim, zee volkomen wit, vrijwel geen zicht meer |
Wind- en waterhozen
De laatste jaren worden er met grote regelmaat water- en windhozen gesignaleerd boven Nederland. Wind- en waterhozen zijn vrijwel niet te voorspellen, maar wel kunnen ze alleen optreden bij bepaalde weersomstandigheden.
De verschillen in temperatuur en vochtigheid tussen de lucht aan het aardoppervlak en op grote hoogte in de atmosfeer moeten heel groot zijn. Er moet onstabiliteit heersen. Bovendien moet op zo’n 10 kilometer hoogte een zeer sterke wind staan (straalstroom). Daaronder moet tussen het aardoppervlak en de straalstroom de wind zowel in snelheid als in windrichting geleidelijk aan met de hoogte veranderen (er moet een kleine windschering staan). In de vochtige, onstabiele lucht ontstaan de enorme buienwolken die hozen kunnen veroorzaken. In de nazomer en het najaar ontstaan de meeste buien boven de relatief warme zee of het IJsselmeer. Hozen die bij buien boven water optreden en het land niet bereiken worden waterhozen genoemd. Hozen kunnen binnen enkele minuten ontstaan en zo ook weer binnen een enkele minuten totaal opgelost zijn.
Schaal van Fujita:
De kracht van tornado’s wordt geclassificeerd met de zogenoemde Fujita schaal, een schaal die loopt van F0 tot F5. Deze schaal werd door de Japanse meteoroloog en natuurkundige Ted Fujita opgesteld. Hij baseerde de schaal op de optredende schade in de kern van de tornado gekoppeld aan de maximaal optredende en mogelijke windsnelheden.
Sinds begin 2007 is de schaal omgebouwd naar de Enhanced Fujita-schaal. De nieuwe schaal deelt tornado’s nog steeds in een categorie van EF-0 tot en met EF-5, maar heeft andere grenzen. Bovendien wordt er meer dan voorheen naar de veroorzaakte schade en stille getuigen gekeken. Hierdoor komt de schade die de tornado maakt, beter overeen met de categorie.
Een overzicht:
Kracht | Snelheden | Omschrijving | Voorbeeld |
F0 |
64 – 117 km/h | Lichte schade | |
F1 |
118 – 180 km/h | Matige schade | |
F2 |
181 – 251 km/h | Aanzienlijke schade | |
F3 |
252 – 330 km/h | Ernstige schade | |
F4 |
331 – 417 km/h | Zeer zware schade | |
F5 |
> 418 km/h | Catastrofaal |
Schaal van Saffir en Simpson en nomenclatuur
De meteorologie hanteert de schaal van Saffir en Simpson om orkanen naar hun kracht in te delen. Alle tropische cyclonen zijn gevaarlijk, maar sommige zijn gevaarlijker dan andere. Daarom is er een classificatie ontwikkeld om onderscheid te kunnen maken tussen bijvoorbeeld krachtige en verwoestende orkanen en om zich beter op de te verwachten schade te kunnen voorbereiden. De schaal werd opgesteld in 1969 door consultant Herbert Saffir, gespecialiseerd in stormschade aan gebouwen, en Bob Simpson, directeur van het National Hurricane Centre.
Echter niet overal wordt de schaal van Saffir en Simpson gebruikt; in Australie is een vijfpuntige schaal in gebruik, die cyclonen classificeert op basis van windstoten in plaats van de doorstaande wind en kracht.
Hier een overzicht van de schaal van Saffir en Simpson:
Categ. | Windsnelheden | Benaming | Schade | Stormvloed |
TD | < 62 km/h | Tropische depressie | – | – |
TS | 63 – 118 km/h | Tropische storm | – | – |
S-1 | 119 – 154 km/h | Orkaan | Licht | Stormvloed die 1,2 tot 1,6 meter boven normaal is. Schade: licht |
S-2 | 155 – 178 km/h | Orkaan | Matig | Stormvloed die 1,7 tot 2,5 meter boven normaal is. Schade: dak- en vensterschade en belangrijke schade aan bomen en gewassen |
S-3 | 179 – 210 km/h | Orkaan | Uitgebreid | Stormvloed die 2,6 tot 3,7 meter boven normaal is. Schade: grote vernielingen aan gebouwen |
S-4 | 211 – 250 km/h | Orkaan | Extreem | Stormvloed die 3,8 tot 5,4 meter boven normaal is. Schade: daken weggeblazen, veel waterschade op de begane grond van gebouwen aan de kust |
S-5 | > 250 km/h | Orkaan | Catastrofaal | Stormvloed die de 5,4 meter boven normaal overstijgt. Schade: catastrofaal: vrijwel alle daken weggeblazen, evenals kleinere lichtere bouwsels en grote schade aan gebouwen |